In 2001 is de wet opgesteld die de toelating van genetisch gemodificeerde organismen (GMO) in de EU regelt. Sindsdien is er wel het een en ander veranderd in de veredelingstechnieken, dus vindt de Europese Commissie (EC) dat het tijd is om de wet aan te passen. In dit uitgebreide artikel proberen we u een zo compleet mogelijk beeld te geven van de situatie.

De ‘oude’ GMO technieken brachten vaak DNA van andere soorten in in planten, dieren of micro-organismen. Dit noemen we transgenese. Voorbeelden zijn de beruchte Roundup-ready mais en soja. Nieuwe technieken werken vaak met het selectief in- of uitschakelen van genen of het inbrengen van DNA uit andere rassen van dezelfde soort, inclusief wilde voorouders (cisgenese).

De EC is deze zomer met een voorstel gekomen om de wet aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen. In veel landen buiten de EU worden de zogenaamde Nieuwe Genetische Technieken (NGT’s) al toegestaan, ook zonder verplichte vermelding op het etiket.

Definitie GMO

In 2018 heeft het Europese Hof van Justitie bepaald, dat álle methoden van plantenveredeling anders dan klassieke veredeling vallen onder de GMO wetgeving. Er zijn wel verschillende technieken die al in 2001 een uitzonderingspositie kregen, de zogenaamde ‘ongerichte mutagenese’ en protoplastfusie tussen kruisbare soorten. Ongerichte mutagenese betekent mutaties in het DNA opwekken door UV-straling of chemicaliën, een techniek die al sinds midden vorige eeuw wordt gebruikt. Protoplastfusie is een techniek waarbij protoplasten (cellen zonder celwand) van de ene ouder fuseren met cellen zonder kern (die cytoplasmatisch mannelijk steriel zijn) van de andere ouder. Dit gebeurt met behulp van chemische of elektrische stimulering. Er ontstaan gewassen waarbij zelfbevruchting niet mogelijk is waardoor de nakomelingen uniformer zijn. Dit wordt onder andere ingezet bij kool en witlof en geeft de CMS-rassen.

Protoplastfusie en ongerichte mutagenese werden in de wet van 2001 wel gelabeld als genetische modificatie technieken, maar de producten kregen een uitzonderingspositie. Ze mochten buiten de regelgeving blijven omdat deze technieken al decennia worden toegepast.

Nieuwe technieken

Er zijn verschillende nieuwe technieken ontwikkeld, waarvan CRISPR Cas veruit de bekendste is. CRISPR is een techniek waarbij bacteriën gericht een bepaald stukje DNA doorknippen. Dit is een van nature voorkomend vermogen in bacteriën, waarmee ze virussen kapot kunnen knippen als ze daarmee geïnfecteerd worden. Bij CRIPSR Cas worden deze bacteriën in het lab gebruikt om op een specifieke plaats het DNA door te knippen van een plant. Daarvoor is dus wel uitgebreide kennis nodig van het DNA (genoom) van die plant. Het is ook mogelijk om een nieuw stukje DNA mee te sturen zodat dat wordt opgenomen in het DNA. Je kunt dus de genen inactiveren, aanpassen of toevoegen. Zolang dat toevoegen alleen gebeurt met soort-eigen genen heet het cisgenese.

Bij ongerichte mutagenese veranderen er meerdere eigenschappen (schieten met hagel). Door terug te kruisen kan je de gewenste mutatie behouden, maar meestal blijft er ook een aantal niet-bedoelde mutaties aanwezig. Bij CRIPSR Cas, gerichte mutagenese, verander je alleen de gewenste eigenschap (schieten met een kogel). In de nakomelingen zit geen bacterie-gen meer dat in de eerste stap werd gebruikt. De nakomelingen zijn niet te onderscheiden van planten die via klassieke veredeling zijn verkregen en er worden ook geen merker-genen toegepast.

Fig. 1. Schema hoe de gewenste mutatie (rood) en niet-opzettelijke mutaties (blauw) in nakomelingen terecht komen na klassieke veredeling, ongerichte mutagenese en CRISPR Cas (Bron. M. Haring).

Voorstel nieuwe wet

Het voorstel voor de nieuwe wet gaat uitsluitend over planten. Deze worden NGT-planten genoemd. Er zijn een aantal algemene en een paar specifieke doelstellingen van het voorstel. De EC beoogt met het voorstel ervoor te zorgen 1. dat het hoge niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier wordt gehandhaafd en het milieu beschermd blijft; 2. dat er meer plantenrassen op de markt komen die bijdragen aan de duurzaamheidsdoelen en 3. dat er  een goede interne EU-markt blijft en de internationale concurrentiepositie van de Europese landbouw- en voedselsector behouden en versterkt wordt. Specifieke doelen zijn dat er procedures komen die ervoor zorgen dat NGT-planten even veilig zijn als klassiek veredelde planten zonder onnodige regeldruk, dat NGT’s kunnen worden toegepast op veel planten en planteneigenschappen door verschillende veredelaars en als laatste moeten NGT-planten kunnen bijdragen aan de doelen voor een duurzamer landbouw- en voedselsysteem.

De bedoeling is dat de planten, gemaakt met NGT’s, worden beoordeeld als zijnde Categorie I of Categorie II. Cat. I bevat alle planten die ook met klassieke veredeling hadden kunnen worden verkregen. Ze bevatten geen soort-vreemd DNA en ook geen merker-genen. Er mogen alleen genen worden ‘uitgezet’ of max. 20 nucleotiden (stukjes DNA) worden toegevoegd die uit dezelfde soortsgroep komen. Cat. I planten bevatten dus geen hele nieuwe genen, ook niet van de eigen soort. Cat. II planten zijn planten waar meer wijzigingen hebben plaatsgevonden en eventueel grotere stukken soort-eigen DNA in worden ingebouwd. Planten die met de ‘ouderwetse’ technieken worden voorzien van soort-vreemd DNA (transgenese) blijven onder de oude wet vallen en vallen daarmee niet in dit nieuwe wetsvoorstel. Voor Cat. II planten verandert er weinig vergeleken met de huidige wetgeving. Wel wordt de toetsing wat betreft veiligheid aangepast aan de risico-inschatting. Voor Cat. I planten met kleine veranderingen wordt de situatie wel drastisch anders.

Cat. I planten mogen in het voorstel vrij worden gebruikt in de landbouw en verwerkt tot voedsel en veevoer en andere producten. De EC baseert zich op jarenlang onderzoek naar de veiligheid. Ook het feit dat mutagenese door straling en UV al zo lang wordt toegepast en geen problemen heeft veroorzaakt speelt een rol, omdat deze techniek vergelijkbare planten oplevert als de Cat. I NGT-planten. De planten die uit Cat. I voortkomen blijven ook na eventuele verdere veredeling in Cat. I vallen.

De beoordeling of een nieuwe plant Cat. I of II is, wordt gedaan door de lidstaten en gemeld aan andere lidstaten en de EC, die eventueel bezwaar kunnen maken. Daar zijn strikte termijnen voor. Het besluit of iets Cat. I is moet zijn genomen voordat de planten verder worden getest in veldproeven en vervolgens worden vermarkt. Er zijn diverse criteria voor, zo mogen bijv. maximaal 20 nucleotiden (onderdelen van het DNA) worden veranderd.

Alle NGT-planten blijven verboden in de biologische teelt, dus ook Cat. I. Om biologische telers en gangbare telers die geen NGT-planten willen te bedienen wordt het verplicht om op uitgangsmateriaal te vermelden of het om een NGT-product gaat, op dezelfde wijze zoals nu chemische behandeling van het uitgangsmateriaal weergegeven moet zijn. Op de eindproducten wordt geen etikettering verplicht, maar er komt wel een openbaar register waar alle Cat. I planten en producten in komen te staan. Het opstellen van co-existentie regels wordt aan de lidstaten overgelaten en zal waarschijnlijk alleen verplicht worden voor Cat. II planten.

Zorgen

Er spelen in de discussie over nieuwe veredelingstechnieken verschillende zaken door elkaar heen, namelijk de veiligheid van de technieken en hun producten zelf, keuzevrijheid en traceerbaarheid en vooral octrooien die worden gevestigd door zaadbedrijven waardoor afhankelijkheid van een paar grote spelers dreigt.

Wat betreft de veiligheid geeft de EC aan dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de veiligheid van Cat. I planten. Zij baseert zich op European Food Safety Authority (EFSA). Het is ook moeilijk voor te stellen dat een bepaalde wijziging die je ook met klassieke veredeling kunt verkrijgen ineens gevaarlijk wordt als het via bijv. CRISPR wordt verkregen, temeer omdat er geen DNA van bacteriën in de planten zit. Ook eten we inderdaad al decennia voedsel wat ook niet uit klassieke veredeling stamt, namelijk met ongerichte mutagenese of met protoplastfusie verkregen planten. Het Nederlandse kabinet heeft voor de zekerheid ook de COGEM geraadpleegd, de Commissie Genetische Modificatie. Ook COGEM komt tot de conclusie dat de Cat. I NGT-planten veilig zijn, met een klein voorbehoud voor intragenese (planten waar meerdere genen worden gecombineerd).

Wat betreft traceerbaarheid en keuzevrijheid komt de EC aan de zorgen van telers tegemoet door wel te verplichten dat NGT-uitgangsmateriaal een etiket heeft dat het om NGT-materiaal gaat. Daarmee hebben telers keuzevrijheid. Echter, dit regelt het niet voor de consumenten. Daarvoor komt er een openbaar register. Dat vereist wel actieve inzet van de consument om in het register op te zoeken of het product er op staat óf alleen biologische producten te kopen.

Macht bij paar grote bedrijven

Belangrijkste zorg is dat grote zaadbedrijven overal octrooien op gaan leggen en het zo onmogelijk gaan maken voor kleinere veredelingsbedrijven om deze rassen verder te gebruiken, zoals nu in het kwekersrecht en de veredelingsvrijstelling wel is geregeld. In feite is de Unitaire Octrooiwet (2023) daarvoor minstens zo relevant als dit wetsvoorstel. De EC ziet ook dat ze een mening moeten geven over octrooien op NGT-planten, maar men geeft aan dit pas in 2026 te zullen doen. Dat lijkt ons rijkelijk laat, een en ander moet tijdig goed geregeld zijn. In Nederland heerst consensus over dat er geen octrooien op planten mogelijk moeten zijn.

De EC denkt zelf, dat deze nieuwe wet juist gunstig is voor kleinere veredelingsbedrijven, omdat de kosten voor NGT sterk naar beneden gaan omdat niet elk nieuw ras een intensief traject hoeft te doorlopen van veiligheidstoetsen. De technieken als CRISPR Cas zijn op zich niet duur, maar het wegvallen van een uitgebreid toelatingstraject zal rond de 10 miljoen per aanvraag schelen. Doordat de kosten van nieuwe rassen veel lager worden is de techniek veel breder toepasbaar dan nu, maar alleen wanneer er geen dure licenties hoeven te worden betaald. Zo blijkt in Argentinië dat juist veel kleine veredelingsbedrijven met nieuwe rassen komen sinds de regelgeving vrijgegeven is.

Reactie NAV

De NAV heeft in 2021 een zienswijze ingediend dat wij voor soepelere regelgeving voor moderne technieken waren, mits het veilig is, de duurzaamheid en toekomstbestendigheid van de akkerbouw bevordert, er duidelijke labeling komt op uitgangsmateriaal en het kwekersrecht én veredelingsvrijstelling behouden blijven. Veel van onze punten zijn overgenomen. Om voedselveiligheid te garanderen wordt de vrijstelling van een uitgebreid toetsingsproces in onze ogen terecht beperkt tot die planten die ook met klassieke veredeling hadden kunnen worden verkregen. De NAV vindt het ook terecht, dat uitgangsmateriaal verplicht gelabeld wordt als het van NGT-planten komt. De zorgen van met name de biologische sector zijn ons bekend. De biologisch-dynamische telers gebruiken uitsluitend rassen die met klassieke veredeling zijn verkregen. De andere biologische telers gebruiken wel met ongerichte mutagenese verkregen rassen en CMS-rassen, tenzij de afnemer dat niet wil. De (biologische) sector zou ook een verdienmodel kunnen vinden in ketens die ‘gentech-vrij’ zijn.

De angst dat zaadbedrijven te grote macht krijgen door octrooien ziet de NAV uiteraard ook. We delen niet direct de zorgen dat er met de eerste kruisbestuiving al rechtszaken zullen volgen, omdat een zaadbedrijf met een octrooi echt wel hard moet maken dat een teler illegaal zijn ras heeft gebruikt en dat bewijs je niet met minder dan zeg 90% van de planten met het gen. De NAV pleit er wel voor om het kwekersrecht en de veredelingsvrijstelling in stand te houden, om zo de rijke variatie aan kweekbedrijven die we hebben te beschermen. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen over de octrooibaarheid van planten(eigenschappen) en technieken en de kosten van gebruik van licenties.

Conclusie

De NAV is van mening, dat de nieuwe veredelingstechnieken een bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming en toekomstbestendigheid van de landbouw en vermindering van de afhankelijkheid van chemie en dat de nieuwe wet voldoende rekening houdt met de belangen van telers. Om consumenten meer tegemoet te komen zou verplichte etikettering op producten kunnen worden toegevoegd, maar aan de andere kant eten consumenten al zonder problemen CMS-groenten en met straling en chemicaliën verkregen planten(producten).

Voorwaarde is wel het behoud van kwekersrecht en veredelingsvrijstelling en dit moet worden geregeld voordat dit nieuwe wetsvoorstel ingaat! Afwijzen van de technieken uit angst voor te veel octrooien lijkt op het kind met het badwater weggooien, dan moet ‘gewoon’ de octrooienkwestie worden geregeld. Wanneer NGT’s niet worden vrijgegeven krijgen grote bedrijven misschien juist meer macht, omdat alleen zij zowel octrooien als alle veiligheids- en toelatingsprotocollen kunnen betalen.

De NAV vindt ook belangrijk, dat de technieken worden ingezet voor verduurzaming en niet voor bijvoorbeeld herbicide-resistentie inbrengen. Het voorstel voorziet daar niet duidelijk in, omdat hiervoor al andere richtlijnen zijn. Al met al is het standpunt van de NAV dat de nieuwe technieken aanvaardbaar zijn, mits het alleen om cisgenese gaat en mits het kwekersrecht behouden blijft. Elke vorm van transgenese, ook met toelating, wijzen we af. Uiteraard gaat het bestuur hierover graag verder met haar leden in gesprek.

De NAV is groot voorstander van een integrale benadering bij de verduurzaming. De nieuwe technieken leveren rassen op die een bijdrage aan de gereedschapskist kunnen zijn, maar zijn wat ons betreft niet de ultieme oplossing. Basis blijft een weerbaar teeltsysteem, goed bodembeheer en geïntegreerde gewasbescherming. Het kan niet zo zijn dat we straks minder afhankelijk zijn van gewasbeschermingsmiddelen maar daarvoor in de plaats afhankelijk zijn van de nieuwe rassen!