Vorige maand hebben we een overzicht geschreven in dit blad over de waterkwaliteit. Kort samengevat: er is discussie over de meetpunten en daarmee over de waterkwaliteit. Er wordt bij waterkwaliteit gekeken naar allerlei stoffen, waaronder (maar niet uitsluitend) gewasbeschermingsmiddelen, N en P. De bijeenkomst voor de landbouw van de ministeries voor I&W, LNV en het RIVM waar we vorige maand over hebben geschreven gaf eigenlijk het beeld dat er al veel verbeterd is, maar dat de laatste loodjes het zwaarst wegen. Wij bleven met vragen zitten over hoe het nu zit met de rapportage aan Brussel waar Agrifacts over heeft geschreven. We komen daar hopelijk volgende maand op terug.

Briefadvies Rli

Enigszins verbazingwekkend was voor ons het ‘briefadvies’ van de Raad voor Leefomgeving en infrastructuur (Rli). Want dit (ongevraagde) advies luidt eigenlijk de noodklok voor de waterkwaliteit. Men stelt dat al het huidige en voorgenomen beleid niet voldoende is om de KRW-doelen te halen. De Rli stelt dat er onvoldoende aandacht en gevoel van urgentie is bij beleidsmakers wat betreft de waterkwaliteit. Ze geven vijf aanbevelingen: 1. Betere doorwerking van de KRW-doelen op alle beleidsterreinen met verplichtende maatregelen; 2. Maak alle onttrekkingen van grond- en oppervlaktewater vergunning- of meldingsplichtig; 3. Verminder nutriëntenconcentratie in grond- en oppervlaktewater door aanscherping van mestwetgeving en verkleining veestapel en verbeter de zuivering door rioolwaterzuiveringsinstallaties; 4. Laat KRW-doelen doorwerken in wetgeving voor gewasbescherming, medicijnresten en andere stoffen en 5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen.

Het advies erkent wel dat water al vervuild Nederland binnenkomt, maar gaat niet in op de hogere normen voor ‘goed’ water die in Duitsland en België worden gehanteerd. Verder is de Rli niet optimistisch over het effect van alle net in werking getreden maatregelen van het 7e Actieprogramma. Ergens is dat raar, want men trekt aan het begin van het advies al een pessimistische conclusie, maar adviseert daarna pas om een en ander eens goed door te rekenen. De kritiek richt zich op het feit dat maatregelen te vrijblijvend zouden zijn, maar daar is de NAV het niet mee eens. De 60.000 tot 80.000 ha bufferstroken zijn in het geheel niet vrijblijvend in onze ogen! Men baseert zich sterk op een rapport uit 2022 van een aantal adviesbureaus in opdracht van Natuurmonumenten. Daarin wordt o.a. verwezen naar een rapport uit 2020 (!) wat negatief is over het 7e AP, terwijl het 7e AP pas in 2023 duidelijk is geworden en is ingegaan.

Een ander punt van discussie is wat ons betreft het vergunning- of meldingsplichtig maken van alle onttrekkingen van grond- en oppervlaktewater. Wat betreft waterbeschikbaarheid hebben we al het nationale droogteoverleg en daarbij de verdringingsreeks, wat al bepaalt wie waarvoor en op welk moment water mag gebruiken wanneer het schaars is. Bovendien is grondwateronttrekking nu al meldingsplichtig onder het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL).

Wat betreft de mestwetgeving heeft de Rli bezwaar tegen de nationale norm voor nitraat, nl. 50 mg/l. Men stelt dat dit voor ecologisch gezonde watersystemen een factor drie tot vijf lager moet zijn. Verder heeft men bezwaar tegen de toelatingssystematiek van het College voor toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb): men zou te hoge normen hanteren. Dit zou kunnen worden opgelost door aanpassing van de (internationaal vastgestelde) toelatingssystematiek. Dit is een lang traject, de NAV ziet meer heil in zorgvuldig gebruik en het voorkomen van afspoeling en drift.

Tenslotte wordt er door Rli ook gepleit voor betere waterzuivering door RWZI’s, met indien nodig een extra zuiveringsstap. Daarbij zijn er zorgen over medicijnresten en chemische stoffen als PFAS. Het lijkt ons terecht dat daar meer aandacht voor komt.

In een reactie geeft minister Harbers van I&W aan, dat hij werkt aan extra maatregelen zoals de vermindering van meststoffen in beekdalen, extra inspanningen bij waterzuiveringen, een tweemaandelijks overleg met waterbeheerders en betere verankering van KRW-doelen in de wetgeving.

Reactie NAV

De NAV was zoals gezegd verbaasd over de alarmistische toon van het rapport en de berichtgeving in de pers. Wij zijn er voorstander van om onszelf wel de tijd te gunnen om vast te stellen wat de nieuwe wetgeving in het 7e AP bijdraagt aan de waterkwaliteit. En zoals gebruikelijk wijzen wij er op dat het niet alléén gaat over waterkwaliteit en grondwaterstand, maar ook over voedselproductie!