Nog steeds is niet duidelijk of het landbouwakkoord er gaat komen en zo ja, hoe het er dan uit gaat zien. De NAV vindt het een gemiste kans dat de onderhandelingen maar met een beperkt aantal boerenorganisaties worden gevoerd, dat draagt niet bij aan het draagvlak. Ondertussen is in de media en bij diverse Kamerleden geheel uit beeld dat het landbouwakkoord over perspectief voor de landbouw zou moeten gaan.

Remkes adviseerde om tot een landbouwakkoord te komen, zodat duidelijk zou worden dat het kabinet wel degelijk toekomst wil voor de landbouwsector. Nu het landbouwakkoord op zich laat wachten, zijn er twee soorten negatieve reacties. De eerste is: ‘De minister moet alles gewoon opleggen’, waarbij men er kennelijk van uitgaat dat het landbouwakkoord over doelen gaat. Deze reactie zien we bij verschillende politieke partijen en bij NGO’s en mensen die denken dat het landbouwakkoord over stikstof gaat. De tweede is: ‘Waarom perspectief voor zo’n beperkte (en onbeduidende) doelgroep: er zijn overal mensen nodig, laat boeren iets anders gaan doen’. Deze reactie zien we bij columnisten en de antiboerenbrigade op sociale media. Deze mensen hebben kennelijk geen idee dat wij boeren het voedsel produceren, dat we weliswaar veel exporteren maar ook veel importeren en dat onze ligging in de rivierdelta van dit continent ons uitermate geschikt maakt voor landbouw.

Bij het vragenuurtje in de Tweede Kamer op 23 mei waren vooral GroenLinks, PvdA, SP en PvdD kritisch en ongeduldig. GroenLinks wil dat de minister ‘gewoon alle maatregelen oplegt’, en realiseert zich dus ook niet dat het om perspectief gaat. Bovendien eiste Jesse Klaver alle tot nu toe geproduceerde stukken ter inzage. Minister Adema heeft dat geweigerd. Overigens hebben de partijen aan de sectortafels waaronder de NAV ook geen inzage in de stukken.

De politieke partijen die nu zo tegen een landbouwakkoord zijn waren vorig jaar nog erg enthousiast over alle aanbevelingen van Remkes, maar zijn deze kennelijk vergeten. Een goede vraag van Bisschop (SGP) was, of de afspraken in het coalitieakkoord niet te veel als knellende kaders worden ervaren door de sector. Dat is inderdaad zo, met als voorbeeld het idee ‘landschapsgrond’. Wat kennelijk steeds niet duidelijk is, is dat in ieder geval aan de AVB-tafel (akkerbouw, vollegrondsgroente en bollen) de discussie niet zozeer over de grote maatschappelijke opgaven is gegaan, maar vooral over de manier waarop het kabinet deze wil bereiken. Daar ziet de NAV ook geen heil in, met wederom als voorbeeld landschapsgrond, maar ook bijvoorbeeld het afstandscriterium bij mestvervoer.

 

Hoe verder?

De NAV heeft in een ledenbericht op 16 mei gesteld dat minister Adema nu de kans heeft om te laten zien dat het kabinet de plantaardige sector een goede toekomst wenst en gunt. De gezamenlijke toekomstvisie aan de AVB-tafel is breed gedragen en zou volgens de afspraken daarom sowieso moeten worden overgenomen door de hoofdtafel van het landbouwakkoord. Dat betekent dat akkerbouw ook geen grond wil inleveren ten gunste van natuur en van extensiverende melkveehouders, zoals LNV voorstelt volgens de geruchten. Wat de NAV nu vraagt aan minister Adema, de provincies, waterschappen en andere partijen aan de hoofdtafel, is om daadwerkelijk perspectief te bieden voor de plantaardige sector.

 

Visie op voedselproductie

Alle speculaties en denigrerende en ongeduldige reacties in o.a. Tweede Kamer en pers zijn in onze ogen het gevolg van het ontbreken van een visie van dit kabinet op de voedselproductie en voedselsoevereiniteit. In het bovengenoemde vragenuurtje had Adema het vooral over doelen als milieu, klimaat en biodiversiteit, niet over voedselproductie. In een debat over Voedselzekerheid en water diezelfde dag gaf hij wel uitleg over de rol van de Nederlandse voedselproductie. Daar werd gevraagd om het landbouwakkoord te toetsen op de bijdrage aan Sustainable Development Goal (SDG) 2: honger de wereld uit. Ministers Van der Wal en Adema zeggen regelmatig dat krimp van de landbouwsector onze voedselzekerheid niet in gevaar brengt, maar dat komt vooral omdat we bij krimp met al ons geld gewoon meer voedsel op de wereldmarkt wegkapen voor de neus van armere landen. Dat is precies de reden dat de NAV voorstellen heeft gedaan voor markt- en prijsbeleid op Europees niveau. Zonder visie lopen we de kans dat we vervallen in wat wij ‘voedselkolonialisme’ noemen: laat andere landen het maar produceren en met de impact van productie omgaan, wij vegen ons straatje (slootje) schoon en kopen het wel in. De NAV heeft omgekeerd ook een duidelijk standpunt over export: de EU beschouwen we als interne markt, daarbuiten zijn we voor export naar landen waar het betreffende product niet kan worden geteeld of buiten seizoen is én er een kapitaalkrachtige vraag is, dit om dumping van onze producten ten koste van boeren elders te voorkómen. Alleen voor zaaizaad en pootgoed zijn wij voor wereldwijde export.

Wat belangrijk is: een gelijk speelveld binnen en buiten de EU. Dus gelijke regels ook voor de wijze van productie van importproducten. Wat wij niet mogen telen, mag hier dan ook niet worden geïmporteerd. De geruchten over het landbouwakkoord lijken aan te geven dat dit punt is overgenomen. Dat zou een belangrijke stap zijn richting een verdienmodel.

 

Zoals in het ledenbericht vermeld, zal het bestuur de leden raadplegen zodra er een tekst voor een landbouwakkoord beschikbaar is. We kunnen gezien alle onduidelijkheid nu nog niet aangeven wanneer en hoe we de leden zullen vragen om hun mening.