De Autoriteit Consument en Markt (ACM), de ‘mededingingswaakhond’, heeft een leidraad gepubliceerd over samenwerking in de landbouw. Doel: duidelijkheid verschaffen aan boeren en tuinders welke vormen van samenwerking wettelijk zijn toegestaan. Maar die duidelijkheid geeft in de ogen van de NAV juist nieuwe, bovenwettelijke beperkingen. Het is juridische haarkloverij, maar we proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.

Wetgeving voor landbouw

De mededingingswet beschrijft welke gedragingen verboden zijn om zo er voor te zorgen dat met name consumenten niet de dupe worden van samenspannende producenten/fabrikanten/handelaren/winkels. Er is een Europese mededingingswet en een Nederlandse. Waarom speciaal een leidraad voor landbouw? Dat heeft er mee te maken dat in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) er wetgeving is over producenten- en brancheorganisaties. Deze heet de GMO, Gemeenschappelijke Marktordening. De onduidelijkheid ontstaat waar de betreffende artikelen in de GMO lijken te botsen met de mededingingswet. De ACM heeft nu geprobeerd een en ander te duiden, maar slaat in onze ogen de plank mis.

In de GMO wordt beschreven hoe boeren kunnen samenwerken in producentenorganisaties (PO’s) en brancheorganisaties (BO’s). We beperken ons hier even tot de PO’s. Er zijn elf verplichte doelstellingen van deze PO’s en een lijst van acht activiteiten waarvan men er minstens één moet uitvoeren. Doet men dat, dan kan de PO een erkenning krijgen van het nationale Ministerie van Landbouw en valt men daarmee onder de officiële PO’s met alle voordelen en verplichtingen vandien. Deze PO’s vallen dus onder de landbouwwetgeving. Deze landbouwwetgeving gaat vóór het mededingingsrecht en op basis van deze grondslag heeft het Europese Hof in 2017 geoordeeld dat de PO-regels vóór het kartelverbod gaan. Gedragingen van een PO vallen buiten het mededingingsrecht.

Voorwaarden

In de leidraad slaat de ACM deze bijzondere positie van PO’s en de gevolgen daarvan over en worden vervolgens alleen twee extra voorwaarden gesteld aan het mogen samenwerken binnen een PO. Ten eerste moet men één van de activiteiten die in de erkenningsaanvraag staan ook daadwerkelijk uitvoeren. Dat lijkt ons niet meer dan logisch. Ten tweede, en hier zit het probleem, wordt nu gesteld dat een PO het aanbod van haar leden of een gedeelte daarvan moet concentreren en verkopen. De ACM beroept zich hierbij op de Europese Commissie.

Voorafgaand aan het verschijnen van de leidraad hebben de NAV en de POC gesprekken gevoerd met de ACM, waarbij wij de op dit onderwerp gepromoveerde juriste Maria Litjens hebben meegenomen. In die gesprekken bleek ons al, dat men bij de ACM denkt, dat een erkende PO geholpen is met het verplicht stellen van verkoop van de producten door de PO. Medewerkers van de ACM zijn er oprecht van overtuigd dat de doelen uit het GLB van erkende PO’s, met name het bereiken van een betere marktpositie, alleen kunnen worden gehaald als de PO ook daadwerkelijk producten verkoopt. Voor de POC bijvoorbeeld zou dit inhouden dat men eigen verkoopkanalen moet gaan opzetten, een volslagen overbodige, dure en tijdrovende activiteit die niets toevoegt aan de bestaande situatie. Daar was men bij de ACM echter niet van te overtuigen. Hierin wordt men kennelijk gesteund door de Europese Commissie.

Misvatting

Wij zijn er van overtuigd dat er sprake is van een juridische misvatting. Deze misvatting is door Maria Litjens beschreven in een opiniebijdrage in Boerderij (27 sept 2022). Hiervoor moeten we terug naar de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in 2017. Daarin wordt gesteld dat de PO-regels (onder de landbouwwet) voorrang hebben boven de mededingingswet. Daarmee komen de activiteiten van een PO dus helemaal niet in aanraking met de mededingingswet.

Dit punt betekent ook, dat het Ministerie van LNV over deze kwestie gaat en niet de ACM. Wij hebben spoedoverleg aangevraagd met het ministerie om deze kwestie op te helderen. Immers, zowel de POC als de PO Eiwitboeren hebben een erkenning van het ministerie ontvangen, terwijl in beide gevallen duidelijk is aangegeven dat men niet van plan is de verkoop te gaan doen van de producten.

Mocht men volharden in de opvatting van de ACM, dan heeft een PO geen enkele meerwaarde boven een coöperatie. Daarmee wordt een instrument om de marktpositie van boeren te verbeteren dus eigenlijk vakkundig om zeep geholpen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn!