Het neerslagtekort beweegt zich momenteel op het niveau van 2018, nadat in april het tekort zich bewoog op de lijn van het historische jaar 1976. De spreiding over Nederland is echter groot, met in het Noorden een tekort sinds 1 april van 200 mm tegenover Zuid- en Oost-Nederland van 300 mm. Zie bijgaande figuur.

Neerslagtekort, dagelijks geactualiseerd. Bron: KNMI*

In de afgelopen jaren hebben we in Nederland wel een strategie ontwikkeld om ons weerbaarder te maken tegen de grillen van de natuur. Op de hogere delen wordt nu in tijden van neerslagoverschot meer water vastgehouden, middels een veelvoud van stuwen. Daarnaast hebben we geleerd van de vorige jaren om bij aanhoudende droogte tijdig meer zoet water te bufferen in ons grootse zoetwaterbekken, het IJsselmeer, Markermeer en de randmeren. Samen is dit gebied zo’n 2000 km2 groot en mag het waterpeil zo’n 20 cm variëren van -10 cm NAP tot -30 cm NAP.

De Nederlandse delta wordt voornamelijk gevoed door de Rijn. Bij een aanvoer van minder dan 1200 m3 per seconde (!) bij Lobith treedt er een verdeelschema in werking. Daarbij worden de belangen van zoetwateraanvoer voor natuur en landbouw, de bevaarbaarheid van rivieren, de drinkwatervoorziening en de verzilting van Zuid-Holland tegen elkaar afgewogen. Rijkswaterstaat kan hiertoe de waterstromen door Nederland sturen. Op het minimum was de aanvoer vanuit de Rijn tot net boven de 700 m3/s gezakt, wat ook bleek uit de bevaarbaarheid met name verder stroomopwaarts in Duitsland. Fikse regenbuien zorgden er voor dat rond 27 augustus de aanvoer weer was gestegen tot 1000 m3/s. De blijvende beschikbaarheid van zoet water en de tijdig genomen maatregelen hebben er toe geleid dat integrale beperkingen op gebruik van zoet water voor de landbouw niet hoefden te worden ingesteld. Deze beperkingen waren wel nodig op de hoge delen van Nederland zonder aanvoer van water én in zuidwest Nederland, waar onvoldoende zoetwaterbekkens aanwezig zijn. Bovendien is de aanvoer vanuit de Maas, als echte regenrivier, te verwaarlozen met slechts 25 m3/s bij Maastricht.

Toekomst

Voor de nabije toekomst richt de discussie zich op meer mogelijkheden om zoet water vast te houden in de akkers. Experimenten hiertoe worden uitgevoerd waar en hoe het mogelijk is, om daarna dat water ook te kunnen gebruiken. Een bekende oplossing is tevens de aanleg van (dure) druppelirrigatie, maar ook om water via de drains in de akker te infiltreren. Bij deze laatste methode ligt er tot nu toe een probleem bij de aardappelteelt. De NVWA heeft infiltratie tot nu toe namelijk gelijk gesteld met irrigatie voor wat betreft gebruik van water in bruinrot besmettingsgebieden voor consumptie- en fabrieksaardappelen en voor het gehele land voor pootgoed. Hiertoe heeft de sector al 3 jaar aangedrongen op beter onderzoek door de NVWA op het reinigend en filterend vermogen van de grond voor deze bacterie. Nu wachten we een promotieonderzoek af.

Daarnaast moet Nederland zich bezinnen op de vraag van verspilling van zoetwater. Op diverse plekken willen natuurbelangen zoet/zout overgangen maken, maar in droge perioden leidt dat ertoe dat natuur- en landbouw gered moeten worden met extra doorspoelen en dus verspilling. In de zuidwestelijke delta pleiten we dan ook voor behoud van de zoetwaterbekkens en langs de noordelijke kust tegen experimenten met ontpoldering en gaten in de dijk. Voor de langere duur moet Nederland zich de vraag stellen of de zoutintrek via de Nieuwe Waterweg in droge tijden niet gekanaliseerd moet worden middels sluizen. Nu gaat door dit ‘gat van Rotterdam’ veel kostbaar zoet rivierwater verloren!