De huidige maatschappelijke vraagstukken op het gebied van stikstof (N), biodiversiteit, klimaat, CO2 en de transitie van eiwitten van dierlijke oorsprong naar plantaardige oorsprong zouden een boost moeten geven aan meer eiwitteelt in Nederland. Daarnaast neemt het aanbod en de diversiteit van vega-producten in rap tempo toe. Echter, de teelt van eiwitgewassen (erwten, (veld)bonen, lupine, enz.) profiteert daar in het geheel niet van.

Gekoppelde steun

In het Blair House akkoord van 1992 werd besloten dat Europese banken toegang kregen tot Wall Street, in ruil voor vrije export van plantaardig eiwit vanuit de VS naar Europa. Sindsdien moeten we in Nederland eiwit telen tegen wereldmarktprijzen. Het areaal nam in 1993 af van ongeveer 20.000 ha naar ongeveer 2000 ha en neemt sindsdien nauwelijks toe. Het Europees beleid is erop gericht om de teelt van eiwitgewassen te stimuleren ter beperking van eiwitimporten, dit zowel voor food als feed. In de Soy Declaration van 2018 heeft het Europese Parlement zich uitgesproken voor streven naar grotere zelfvoorziening op het gebied van plantaardig eiwit. Dit heeft er toe geleid dat er binnen Europa een ongelijk speelveld is ontstaan onder invloed van nationale regelingen zoals gekoppelde steun. Zo krijgen onze Zuiderburen een subsidiebedrag van € 600/ha.

Politiek gezien is Nederland faliekant tegen gekoppelde steun, ook al adviseert WUR dit wel in de scenariostudies voor het nieuwe GLB. Mede daarom wordt er nu (ook door de NAV) gepleit voor een eiwittransitievergoeding, dit om te komen tot een gelijker speelveld binnen Europa. Bij het huidige prijs-opbrengst niveau komt de Nederlandse teler nl. € 600 tot € 1000/ha tekort om aan de kostprijs (zoals door NAV berekend) te komen. Ook de vorig jaar uitgebrachte Nationale Eiwit Strategie biedt geen oplossing: het daarin genoemde areaal van 100.000 ha in 2030 is verre van reëel. Als er geen minimaal kostprijsdekkende vergoeding tegenover staat zal de teelt, ondanks dat het mede een antwoord is op een aantal maatschappelijke vraagstukken, geen opgang maken. Als het een maatschappelijk belang dient zou er ook een maatschappelijke vergoeding tegenover moeten staan.

 Veel initiatieven

Onder invloed van het feit dat plantaardig eiwit ‘hot’ is, ontstaan er op vele plekken initiatieven, veelal ondersteund door regionale en provinciale subsidies. In het verleden heeft de NAV praktijknetwerken gehad van lupine- en sojatelers. Nu zien we o.a. initiatieven als Flevoveldboon, Fascinating, Bean me up, Zeeland bonenland enz. De NAV constateert dat al deze initiatieven, waarin weliswaar kennis en ervaring worden opgedaan op het gebied van teelttechnieken en rassen, uiteindelijk tot dezelfde conclusie komen: de teelt gaat lukken maar vermarkten is en blijft het probleem. Enkele lokale en veelal biologische niches uitgezonderd.

We zien dat praktisch alle beleidsmakers er van uit gaan dat het ontbreken van teelttechnische kennis het grootste probleem is. Zowel op landelijk als provinciaal niveau zien we initiatieven om de telers de eiwitgewassen te leren telen. Men wil zich niet bezighouden met het ontbrekende verdienmodel is onze indruk.

Krachtenbundeling

De NAV bekijkt dan ook welke mogelijkheden er zijn om te komen tot een landelijk platform voor zo mogelijk ‘alle’ eiwitteelten in Nederland. Dit met als doel te komen tot een sterkere positie in zowel de markt als het zijn van een gesprekspartner in de keten.

Voor wat betreft de markt in Nederland zien we een zeer sterke groei van consumptie van plantaardige eiwitten. Het aantal verwerkers en de omzet groeien sterk. Plantaardige eiwitten zijn ‘in’ en liggen goed in de markt dankzij het imago van gezond, duurzaam, goed voor klimaat en biodiversiteit. Echter, als je de herkomst van de ingrediënten beziet blijkt dat dit niet bewaarheid wordt. Alle ingrediënten komen van over de hele wereld en men moet zich serieus afvragen hoe het gesteld is met de voedselveiligheid en de milieu-impact van de gebruikte grondstoffen. Sommige Nederlandse verwerkers vragen hun leverancier wel naar lokaal product, maar daarvoor is er slechts een beperkt aantal contracten ten behoeve van humane consumptie. Het is veelal meer een kwestie van voor de bühne lokaal eiwit gebruiken.

Mogelijk dat de ontwikkeling van een rood-wit-blauw label en/of merk met alleen Nederlandse grondstoffen, als zodanig ook in de markt gezet, een deel van de oplossing kan zijn. Alle ketenpartners kunnen dan ook gewezen worden op hun verantwoordelijkheid betreffende de impact op milieu, duurzaamheid, biodiversiteit en ´true pricing´ voor een eerlijke verdeling van de marges in de keten. Met als doel dat de primaire producent een eerlijke beloning ontvangt voor zijn product, inclusief alle maatschappelijke activiteiten behorende bij de eiwitteelt.