Het is zo langzamerhand voor iedereen duidelijk dat het klimaat verandert. De meningen verschillen nog wel over hoe groot de rol van de mens is. Veruit het grootste deel van de wetenschap en de samenleving is overtuigd van de rol van de mens in de opwarming van de aarde en ook dat we die door een forse reductie van de uitstoot van CO2 kunnen beperken. Wat zijn de gevolgen van dit alles voor de akkerbouw?

Zowel bedreiging als kans

De verandering van het klimaat confronteert de akerbouw met extremer weer. Op het ene moment zijn we bijna dag en nacht in touw om in een droogteperiode onze gewassen aan de groei te houden en op het andere moment zijn we geulen aan het graven om onze gewassen na een hoosbui te redden van een teveel aan water. We zullen ons watersysteem hiervoor moeten aanpassen, onze bodem en gewassen robuuster maken om deze extremen het hoofd te kunnen bieden.

Daarnaast kan de akkerbouw ook een belangrijke rol spelen in de beperking van de opwarming van de aarde. De landbouw is de enige sector die ook daadwerkelijk CO2 kan opslaan!

Afspraken

In 2016 werd het Klimaatakkoord van Parijs door vrijwel alle landen ter wereld ondertekend. Inmiddels hebben de Verenigde Staten zich met het presidentschap van Joe Biden weer bij dit akkoord aangesloten. In Parijs is afgesproken dat alle betrokken landen maatregelen nemen om de CO2 emissie in 2030 met 49% te reduceren en dat de landen in 2050 vrijwel CO2 neutraal zullen zijn. In ons land is d.m.v. Klimaattafels voor een aantal sectoren (industrie, energie, mobiliteit, gebouwde omgeving, landbouw en grondgebruik) met alle betrokkenen invulling aan deze afspraken gegeven. Voor iedere sector is een doelstelling geformuleerd voor de reductie van de broeikasgasemissie voor 2030.

Gevolgen voor de akkerbouw

Voor de akkerbouw komt dit uit op een reductie van 500 tot 700 kg CO2-equivalent per ha. Hierbij rekent men de effecten van andere broeikasgassen terug naar het effect van CO2. Voor de landbouw zijn naast koolstofdioxide (CO2) ammoniak (NH3) en lachgas (N2O) van belang, met een impact van respectievelijk 25 keer en bijna 300 keer die van CO2.

Op een akkerbouwbedrijf kan de CO2 emissie worden beperkt door bijvoorbeeld precisielandbouw, meer rustgewassen en plantaardig eiwitgewassen in het bouwplan, bredere inzet van groenbemesters of minder intensieve grondbewerking.

Cool Farm Tool

De Cool Farm Tool (CFT) is hierbij voor de akkerbouwer een goed instrument om te zien wat de gevolgen van een aanpassing in de bedrijfsvoering zijn voor de CO2 emissie. In de CFT moeten allerlei gegevens over het bedrijf, zoals klimaatzone, grondsoort, gewas, bemesting en verdere teeltmaatregelen, alsmede grondbewerking worden ingevoerd en daarmee berekent het programma de emissie van een gewas per kg product en per ha. Als er in de invoer een wijziging wordt aangebracht in bijvoorbeeld de vorm van de grondbewerking, berekent het programma meteen de gevolgen voor de emissie. Hiermee kan de akkerbouwer voor zijn eigen bedrijf in beeld brengen aan welke knoppen je kunt draaien om de emissie op je bedrijf te verlagen.

Carbon farming een goudmijn voor de akkerbouw?

De laatste tijd is carbon farming veel in het nieuws. De Rabobank is gekomen met een Carbon Bank onder leiding van Barbara Baarsma. De Stichting Nationale Koolstofmarkt (www.nationaleco2markt.nl) en het bedrijf ESTI-impact (www. https://esti-impact.com) zijn ook actief op het terrein van het vermarkten van koolstofcredits. Inmiddels heeft ook Bayer zich op deze markt begeven met een Europese proef met 500 ha landbouwgrond waar ze maatregelen willen monitoren. Zij maken gebruik van het programma FieldView en de proef is een vervolg op Amerikaanse projecten.

Uit al deze ontwikkelingen zou je de conclusie kunnen trekken dat de landbouw veel geld zou kunnen verdienen met de opslag van CO2 in de organische stof in de bodem. De Werkgroep Klimaat van de NAV  heeft zich hier eens verder in verdiept en met bovenstaande initiatiefnemers gesproken.

De koolstofcredits en de waarde daarvan zijn gebaseerd op de al langer bestaande emissiehandel. Daarin kopen bedrijven die hun eigen emissie niet terug kunnen of willen dringen een emissierecht van een ander bedrijf dat zijn emissie wel terug kan dringen. In dit systeem kan de akkerbouwer dus geld verdienen met o.a. extra opslag van CO2 in de bodem. De huidige waarde op de markt voor deze rechten ligt rond de 50 euro per ton CO2. Uit berekeningen met de CFT die de NAV heeft gedaan weten we dat een reductie van de emissie van 1000 tot 2000 kg per ha wel mogelijk is, maar daarboven wordt het steeds lastiger. Dus echt goudgeld is er voorlopig nog niet mee te verdienen. Een bijkomend probleem is dat de hoeveelheid CO2 die we extra vastleggen in de bodem niet nauwkeurig te meten is. Wereldwijd wordt wel naar methodes gezocht om dit probleem op te lossen. In de jaarlijkse bijeenkomst van de Cool Farm Alliance (de organisatie die de CFT beheert) die onlangs werd gehouden bleek dat er nog geen oplossing is. Het Nederlandse bedrijf Esti zegt dat ze dicht bij de oplossing zijn met een eigen methode die ze aan het ontwikkelen zijn. Deze zou 95% nauwkeurig en 95% betrouwbaar zijn. De NAV is zeer benieuwd of ze hierin zullen slagen.

Zolang er geen goede meetmethoden zijn kan een akkerbouwer alleen beloond worden op grond van de inspanning, de maatregelen die hij op zijn bedrijf neemt om het CO2 gehalte in de bodem te verhogen. Daarbij moet je iets extra’s doen vergeleken met daarvoor. En daar zit meteen een vervelend gevolg van dit systeem, de voorlopers deden het al goed en kunnen niet worden beloond. ESTI-impact werkt daarom met een protocol waarbij met terugwerkende kracht over vijf jaar wordt gerekend.

Conclusie

De conclusie van de Werkgroep Klimaat is dat de koolstofcredits voor de akkerbouw voorlopig geen gouden bergen opleveren. Het is natuurlijk heel goed voor de bodemgezondheid om het organische stofgehalte te verhogen en dat is de belangrijkste reden om hier mee bezig te zijn. En alles wat het dan nog op kan leveren is meegenomen. De verwachting is wel dat in de komende jaren de emissierechten in de markt flink duurder kunnen worden en daarmee kan in de toekomst het verdienmodel voor de koolstofcredits wel interessanter gaan worden.