Er is in de Europese Unie een akkoord gesloten voor de uitgangspunten van het nieuwe GLB tussen de drie geledingen: Raad van Ministers, Europese Commissie en het Europees Parlement. In het komende halfjaar moet iedere lidstaat de uitwerking hiervan opstellen in een Nationaal Strategisch Plan (NSP), wat door de Commissie goedgekeurd moet worden, waarna het nieuwe GLB in iedere lidstaat per 1 januari 2023 ingevoerd kan worden.

Het nieuwe GLB is dus een raamplan met afwijkende uitwerking per lidstaat. Hierdoor kan er beter maatwerk geleverd worden voor de verschillende nationale omstandigheden als klimaat, landbouwstructuur, grondsoorten en bevolkingsdichtheid. De verschillen in uitwerking tussen de lidstaten nemen hierdoor echter wel toe. De uitkomst van het GLB houdt een verschuiving van landbouwbeleid in naar natuur-, milieu- en plattelandsbeleid.

Hoofdlijnen

De hoofdlijnen van het nieuwe GLB: evenals in de huidige uitvoering van het GLB zijn er twee pijlers; de eerste is de basisbetaling van de bedrijfstoeslag. Voor deze basisbetaling is het budget verlaagd, maar zijn de eisen verzwaard. De oude vergroeningseisen zijn nu opgenomen in de basisvoorwaarden voor betaling, de zogenaamde conditionaliteiten. Dit betreft dus de huidige invulling van ecologische aandachtsgebieden als landschapselementen, bufferstroken en vanggewassen. Daarnaast is er een extra eis t.a.v. teeltvrije zones langs watergangen ter breedte van drie meter. Dit heeft voor Nederland een enorme impact, wat maar zo voor 5 tot 6 % verlies aan landoppervlakte kan leiden. De NAV wil dat Nederland hiervoor ontheffing aanvraagt omdat in Nederland zeer strenge normen gelden voor spuit- en bemestingsmachines t.a.v. driftreductie en kantstrooi-inrichtingen.

Ook moet nader worden uitgewerkt op welke wijze de aanscherping van de gewasrotatie wordt ingevuld. Er moet minimaal 4% van het kadastrale areaal worden ingevuld met niet-productieve elementen; hiervoor zetten we in op sloten, boomwallen, begroeide erven etc. Indien niet aan de voorwaarden voor de eerste pijler voldaan wordt kan er ook niet deelgenomen worden aan de ecoregelingen of regelingen uit het agrarisch natuurbeheer ANLb. Op nationaal niveau kan er nog een verdere overheveling plaats vinden van budget van de eerste naar de tweede pijler op grond van klimaatmaatregelen.

Pijler 2

De tweede pijler van het GLB wordt gedomineerd door vier hoofddoelstellingen:

  1. bevorderen van slimme, veerkrachtige en diverse landbouwsector
  2. klimaat- en milieumaatregelen
  3. versterken van de sociaal economische structuur van plattelandsgebieden
  4. kennisdeling en advisering

De belangrijkste uitwerking van de tweede pijler zal plaatsvinden in de ecoregelingen, die in Nederland via een puntensysteem gaat werken. Deze regeling wordt momenteel getest in pilots en moet ook voor het NSP nog nader worden vastgesteld. Nieuw is dat er als onderdeel van het GLB kennisvouchers verstrekt kunnen worden, waarbij boeren meer kennis kunnen vergaren voor het toepassen van klimaat- en milieumaatregelen. De ondersteuning voor deelname aan de Brede Weersverzekering blijft in stand voor een gelimiteerd budget.

De ondersteuning voor jonge boeren wordt uitgebreid naar 4% van het totale GLB budget. In het huidige GLB is de regeling vaak zeer ontoereikend met wel kortingspercentages van 60% op de te ontvangen bijdrage. Bij het Ministerie van LNV leeft de wens om de eisen voor deelname aan de jonge-boeren-regeling verder te verzwaren, waarbij als voorwaarde wordt overwogen dat de jonge boer autonome beslissingsbevoegdheid zou moeten hebben. Dit is in volstrekte tegenspraak met de heersende methode dat jonge boeren middels maatschap of vennootschap onder firma financieel in het bedrijf groeien… Hier lijkt het er op dat LNV de oudere boeren in een samenwerkingsverband niet vertrouwt op veranderingsgezindheid. De NAV wil deze extra voorwaarde van tafel.

Binnen de tweede pijler wordt ook een belangrijke rol gegeven aan de verenigingen voor Agrarisch Natuurbeheer. Bij een toenemend belang van deze ANLb’s is belangrijk dat de toegang voor alle boeren beschikbaar komt en dat deze verenigingen niet uitgroeien tot een soort van RVO-light. In het algemeen streeft de EU wel naar een sterkere marktpositie van de boer en gaat voort op de weg van lagere mededingingseisen voor de primaire sector.

Conclusie

De tendens van het nieuwe GLB is duidelijk dat natuur- , klimaat- en milieudoelen het gewonnen hebben van het landbouwbeleid. Er is natuurlijk niets op tegen dat met ondersteuningsmaatregelen een verdere transitie wordt nagestreefd naar een ‘landbouw 2.0’ die de genoemde problematiek van klimaatverandering, natuurbehoud en milieuhygiëne kan oplossen. Maar de NAV mist een herstel van markt- en prijsbeleid om tot inkomenszekerheid vanuit de markt te komen. Ook met het oog op verdere verzwarende productie-eisen uit de ‘Green Deal’, wordt het verschil met importeisen van buiten de EU steeds groter. Dit gebrek aan integraal voedselbeleid is ons belangrijkste kritiekpunt op de huidige uitvoering van het GLB. Zie ook de publieksversie GLB-NSP van LNV: https://nsp-toekomstglb.nl/.