In oktober heeft minister Schouten de Agro-nutrimonitor en de Agrarisch Ondernemerschapsagenda gepubliceerd. Zij wil hiermee de positie van de boer in de keten en het boereninkomen versterken.

In de Agro-nutrimonitor is voor een aantal producten bekeken hoe de keten werkt en hoe de marge verdeeld is. Voor de akkerbouwsector heeft men gekozen voor uien. Conclusie is dat de boer eigenlijk een redelijk deel van de marge krijgt maar dat er niet genoeg gegevens zijn om vast te stellen of een keurmerk als Planet Proof een hogere prijs oplevert. Boeren geven wel aan dat dit niet het geval is. De NAV heeft bij de start van het project aangegeven dat we liever consumptieaardappelen onderzocht hadden gezien.

Ondernemerschap

De Agrarisch Ondernemerschapsagenda is gebaseerd op vier pijlers nl. 1. het stimuleren van (nieuw) ondernemerschap, 2. het belonen van publieke diensten, 3. het versterken van de marktmacht van agrariërs en 4. het bevorderen van een gelijker speelveld. De NAV onderschrijft die vier pijlers, maar wij missen realiteitszin en concrete plannen. Net als de kringloopvisie en het uitwerkingsprogramma gewasbescherming (p. 3) blijft het bij heel veel goede bedoelingen en een sterke overtuiging dat alles vanzelf wel goed komt. Daar hebben wij de nodige kanttekeningen bij.

De minister wil ondernemerschap stimuleren door diversificatie (dus boeren moeten er iets anders naast gaan doen zoals een camping), door korte ketens zoals boerderijwinkels en door het geven van kennisvouchers zodat boeren kunnen leren hoe zij hun bedrijf moeten runnen. Daarnaast zou er meer aandacht voor moeten zijn in groen onderwijs. De NAV vindt dat de merendeels hoogopgeleide agrarisch ondernemers gewoon betaald moeten worden voor de goede kwaliteitsproducten die zij leveren. Een enkeling zal daarnaast een boerderijwinkel of een kinderopvang willen openen, maar dat geldt natuurlijk maar voor een kleine groep en is ook niet echt versterking van het verdienvermogen, zeker niet als het een neveninkomen buiten de eigen sector betreft. Wij zien ook niet hoe een nieuw legioen aan onafhankelijke adviseurs de boeren zal helpen, de boeren hebben zelf veel kennis en inzicht en deze adviseurs moeten niet de macht krijgen het beleid op het bedrijf te bepalen.

De tweede pijler, het belonen van publieke diensten (betalen voor groene en blauwe diensten) versterkt het boereninkomen wel, mits daar continuïteit in is en men niet van jaar tot jaar subsidies bij elkaar moet sprokkelen om te overleven. De minister vindt aanscherpen van de eisen in het nieuwe GLB voor de bedrijfstoeslagen hier ook onder vallen, maar daar zijn wij het niet mee eens: dit is immers al boerengeld en geen extra inkomstenbron. Verder gaat zij zich inzetten voor ‘betalingen van maatschappelijke diensten door allerlei organisaties waaronder de overheid’. Dit punt wordt nog niet verder uitgewerkt.

De minister wil de marktmacht van boeren versterken door meer transparantie zoals de agro-nutrimonitor, de wet oneerlijke handelspraktijken en aanpassing van de mededingingswet. Ook wil zij een ‘samenwerkingsambassadeur’ benoemen die helpt bij het opzetten van producenten- en brancheorganisaties. Dat de positie van de boer in de keten moet worden versterkt is duidelijk, maar wij geloven niet dat transparantie vanuit de agro-nutrimonitor over de margeverdeling in de keten zal leiden tot een betere prijs voor de boer. In een ideale wereld misschien waar iedereen eerlijk wil delen, maar de realiteit is anders. We zien nu al dat producten die duurzamer geproduceerd worden maar korte tijd een hogere prijs opleveren en daarna is de duurzamere werkwijze een algemene eis. Bovendien, in het door de minister genoemde voorbeeld van Hak, kan Hak wel meer betalen voor Planet Proof producten, maar als de retail vervolgens Hak boycot is dat snel afgelopen.

Wat betreft het laatste punt van een gelijker speelveld: ook hier vooral goede voornemens. De minister zal zich inspannen voor meer aandacht voor gelijke eisen wat betreft productiewijze in handelsverdragen, maar stemt in de tussentijd in met CETA. Gelijk speelveld wordt ondertussen door de minister in het algemeen niet als voldoende argument gezien als de sector iets wil, zoals derogatie voor neonicotinoïden op bietenzaad. Een Europees duurzaamheidskeurmerk is mooi, maar wie zegt dat de consumenten daar extra voor willen betalen? Wat ons verder opviel: en passant wordt gesteld dat de import- en exportpatronen zullen veranderen door de transitie. De NAV vindt dat daar nog wel een serieuze discussie over dit onderwerp aan vooraf mag gaan.

Doelen in plaats van regels

De minister stelt duidelijk, dat zij het ondernemerschap van boeren wil bevorderen door te sturen op doelen en niet met allerlei regels. Dat vinden wij een heel goed plan en we stellen voor om daar dan ook meteen mee te beginnen. En dus niet zoals de afgelopen maanden steeds met nieuwe voorschriften te komen zoals bijv. drempels in ruggenteelten. De minister stelt ook duidelijk dat zij niet op de stoel van de ondernemers wil zitten maar doet dat tot nu toe wel vaak. En wat betreft het opheffen van belemmerende regelgeving zien wij nog geen enkele reactie van het ministerie op het in april verschenen rapport van CLM over onderzoek hierover in opdracht van het ministerie.

Kortom, veel goede intenties en inzicht waar de problemen zitten, maar een in onze ogen te aarzelende en optimistische agenda om echt zoden aan de dijk te zetten. Veel zaken die worden genoemd bevorderen vooral de duurzaamheid maar niet automatisch het verdienvermogen van de boer. Bij het lezen kwam bij ons vaak de vraag op ‘hoe dan?’ Plannen genoeg, maar de daden ontbreken tot nu toe grotendeels. Wanneer de minister serieus in deze plannen gelooft, zal zij echt de bezem door de regelgeving moeten halen en binnen de regering het ratificeren van CETA nog eens moeten durven bespreken en de onderhandelingen over Mercosur moeten stoppen.