Minister Schouten heeft een brief aan de Tweede Kamer geschreven over de voortgang van de Nationale Eiwitstrategie (NES). De NES wordt opgesteld in opdracht van de Europese Commissie. De EU wil meer zelfvoorzienend worden voor plantaardig eiwit en daarom moet elke lidstaat met een plan komen hoe dat te bereiken.

Minister Schouten heeft eerder dit jaar een stakeholderconsultatie gehouden. De NAV heeft daar haar visie ingebracht dat voor echte toename van de teelt van plantaardig eiwitgewassen een verdienmodel nodig is en dat dit er niet komt zolang er niks wordt gedaan aan de vrije import van eiwit, o.a. door de vrijhandelsverdragen. In vervolg daarop zijn ambtenaren van het Ministerie van LNV bij NAV-bestuurslid Hans van Kessel op bezoek geweest, waarbij Hans uiteraard onze punten heeft herhaald. We hebben daar kort over bericht in de vorige editie van dit blad.

Minder afhankelijk worden

Schouten geeft aan dat de afhankelijkheid van import-soja wordt veroorzaakt door drie factoren. Ten eerste kunnen wij hier in Nederland niet voldoende telen om aan de grote vraag te voldoen, daarvoor zou 198% van het totale akkerbouwareaal nodig zijn. Ten tweede bevat soja dat rond de evenaar wordt geproduceerd meer eiwitten en aminozuren. Ten derde kan het in Nederland niet worden geteeld voor de lage prijs van import-soja.

Om minder afhankelijk te worden van import-eiwitten richt de NES zich op drie sporen. Het eerste spoor is gericht op ‘selectieve inzet op de teelt van bepaalde eiwitrijke gewassen in Nederland of, via export van Nederlandse kennis, elders in Europa’. Wat de NAV betreft is het stimuleren van de teelt van eiwitgewassen in Nederland een goed idee, maar we zien niet dat Nederland een kennisvoorsprong zou hebben op anderen landen in Europa, waar de teelt nu al veel groter is. We zijn het wel eens met de constatering dat eiwitgewassen een belangrijke rol kunnen spelen bij bouwplanverruiming en bodemverbetering en het vormgeven van kringlooplandbouw.

Het tweede spoor betreft ‘innovatie en ontwikkeling van nieuwe eiwitbronnen’. Het kan dan gaan om algen, bacteriën, schimmels, zeewier e.d. of insecten. Het derde spoor betreft ‘eiwitproductie middels de verwaarding van reststromen’. Zo wil men kijken naar het verwerken van keuken- en slachtafval of biomassa tot veevoer of om dit te gebruiken voor de extractie van eiwitten. Hier wordt ook bietenblad genoemd.

Naast de productiekant wil het ministerie ook de vraag beïnvloeden. Het gaat hier om een verschuiving van gebruik van plantaardig eiwit voor veevoer naar gebruik als voedsel. Dus minder consumptie van dierlijke eiwitten en meer consumptie van plantaardige eiwitten.

De inzet van verschillende andere lidstaten wordt ook genoemd. Zo zetten Denemarken en België in op alternatieve bronnen en vergroten van de kennis. Duitsland wil de teelt stimuleren. De EC wil met etikettering over de oorsprong de concurrentiepositie verbeteren en wil de markt sluiten voor producten die gerelateerd zijn aan ontbossing.

Reactie NAV

Wat de NAV betreft is de slotzin het belangrijkst: ‘De centrale opgave van de Nationale Eiwitstrategie zit er in om alternatieve eiwitten op een duurzame manier te produceren voor zowel veevoer als humane consumptie, waarbij Nederland een onderscheidend verdienmodel ontwikkelt, dat

concurrerend is met soja van buiten de EU.’ Juist het verdienmodel ontbreekt tot op heden. De saldi van eiwitgewassen zijn erbarmelijk. Inmiddels hebben 15 Europese lidstaten besloten tot gekoppelde steun voor eiwitgewassen in het GLB. Nederland hoort daar niet bij. Wat ook niet helpt in het saldo, is dat de EU het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verbiedt in eiwitgewassen die voor de vergroening meetellen. Kortom, wanneer men én de vrije import via vrijhandelsverdragen blijft omarmen én tegen gekoppelde steun is, zijn wij als NAV benieuwd welk verdienmodel er dan wordt ontwikkeld. Inmiddels hebben wij ons daarom verbonden aan een projectvoorstel over verdienmodellen. Wanneer half november duidelijk is geworden dat dit project wordt gefinancierd, komen we er op terug. Eind van het jaar komt de minister met een definitieve uitwerking van de NES.