Op 2 april 2015 heeft de EU besloten om via toelatingen de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (gg-gewassen) mogelijk te maken en tegelijkertijd de lidstaten het recht te geven om zelf te besluiten of ze de teelt toestaan op hun grondgebied of niet. Het Ministerie van Economische Zaken is bezig met het ontwikkelen van een Nationale Teeltbevoegdheid (NT) waarin mogelijke afwegingen worden vastgelegd.

Twee stappen
Wanneer een bedrijf bij de EU een toelating aanvraagt voor de teelt van een gg-gewas, zal een EU commissie van deskundigen bepalen of dit gewas veilig is voor mens en milieu. Is het veilig dan volgt een toelating in de hele EU. Elk land kan dan bij dit bedrijf wel een verzoek tot uitsluiting indienen zodat het gg-gewas in dit land niet wordt gebruikt. Als het bedrijf hier niet in mee wil gaan, kan dat land op basis van goede argumenten alsnog besluiten om de teelt van zo’n in de EU toegelaten gewas te verbieden op (een deel van) haar grondgebied. Wat zijn de argumenten die gebruikt kunnen worden en hoe worden die gewogen? Dat is nu precies waar het Ministerie van Economische Zaken zich voor gesteld ziet. Er heeft een eerste consultatie plaatsgevonden en de Commissie Genetisch Modificatie (COGEM) heeft een update geschreven van een rapport uit 2009. Ook heeft het Ministerie opdracht gegeven om een zogenaamde ‘stakeholder-analyse’ uit te laten voeren waarbij alle betrokkenen om hun mening wordt gevraagd. Ook de NAV heeft hieraan meegewerkt.

Afwegingen
COGEM heeft in 2009 verschillende afwegingen genoemd en deze nu gekoppeld aan het NT wat wordt ontwikkeld, waarbij argumenten voor en tegen de teelt van gg-gewassen gelden. Bij welvaart en economie moet rekening worden gehouden met productiviteit, inkomen van boeren, de concurrentiepositie, de export (belemmerd of bevorderd) en eventuele reputatieschade, wanneer Nederland niet meer vrij is van gg-gewassen. Welzijn en gezondheid wordt al bij de toelating getoetst, maar verhoogde inhoudsstoffen, bijvoorbeeld vitamines, kan een extra argument voor gg-gewassen zijn. Bij voedselvoorziening gelden zaken als de Nederlandse afhankelijkheid van import en de mate van export. Cultuurwaarden gaat over het gevoel bij de teelt van nieuwe gewassen. Keuzevrijheid en coëxistentie gaan over de invloed van gg-gewassen op telers en consumenten: zijn er, wanneer er gg-gewassen worden toegelaten, nog voldoende alternatieven, wat zijn de gevolgen voor zowel biologische als gangbare telers die gg-gewas-vrij willen blijven enzovoort. Er zijn coëxistentieregels voor maïs, suikerbiet en aardappel, maar (nog) niet voor andere gewassen. Ook treden er mogelijk problemen op bij de grenzen. Veiligheid wordt geregeld op EU-niveau. Biodiversiteit gaat om zowel gewone als agrobiodiversiteit. Bij milieukwaliteit geldt de vraag of een gg-gewas past binnen IPM.

Voorconsultatie
Bij de gehouden voorconsultatie is gewezen op de rol van gewasbeschermingsmiddelen: sommige gg-gewassen zullen meer, andere minder inzet van gewasbeschermingsmiddelen vragen. Een aardappel die resistent is tegen Phytophthora zou wel kunnen worden toegelaten terwijl mais die ongevoelig is voor Roundup niet wordt toegelaten. Verder werd de nadruk gelegd op de reputatie van Nederland als land vrij van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), het hebben van een consistent landbouwbeleid, de noodzaak van goede regels voor coëxistentie en het behoud van keuzevrijheid voor telers en consumenten. Er moet voldoende niet-ggo uitgangsmateriaal beschikbaar blijven voor telers en ggo-vrije producten voor consumenten.

Gelijk speelveld
De NAV onderschrijft bovenstaande argumenten. Wat voor de NAV belangrijk is, is dat er een gelijk speelveld overblijft en dat boeren niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering. Als de export belemmerd wordt omdat er gg-gewassen zijn toegelaten, is dat een sterk argument tegen toelating. Aan de andere kant, als de teelt veel hogere productie geeft met minder inzet van middelen, kan dat een argument voor toelating zijn. De NAV kan zich goed vinden in het Noorse afwegingskader, waarbij goed gekeken wordt welk probleem wordt opgelost door een gg-gewas en welke mogelijke nieuwe problemen kunnen optreden. De NAV vindt het belangrijk dat ook de maatschappij achter de afwegingen staat en volgt in dit opzicht wat de markt wil.

Nog twee zaken die spelen
De EU geeft lidstaten niet de mogelijkheid om de invoer van ggo’s te verbieden, bijvoorbeeld veevoer uit gg-soja. Dit kan gevolgen hebben voor het gelijke speelveld en dit is weer een hele andere discussie. En binnenkort zal de EU uitspraak doen over cisgenese: genetische modificatie met uitsluitend gebruik van soort-eigen genen. Te denken valt aan het in Nederland ontwikkelde aardappelras met gestapelde resistentie tegen Phytophthora. Wanneer cisgenetische gewassen niet als ggo’s worden gezien, hebben deze wat de NAV betreft de voorkeur.

NAV, 6 november 2015