De staatssecretarissen van Economische Zaken (EZ) en van Infrastructuur & Milieu (I&M) hebben in mei brieven aan de Tweede Kamer gestuurd over gewasbescherming. Ook was er op 28 mei een debat met hen beiden.

Omwonenden
Het Ministerie van I&M heeft opdracht gegeven om onderzoek te doen aan blootstellingsrisico’s bij omwonenden, om vast te stellen of zij aantoonbaar schade ondervinden van het wonen naast een veld waar met gewasbeschermingsmiddelen wordt gespoten. In eerste instantie wordt alleen gekeken naar omwonenden van bollenvelden, vervolgens indien daar aanleiding toe is ook naar omwonenden van fruitboomgaarden. Staatssecretaris Mansveld van I&M kan en wil geen verplichte spuitvrije zone instellen voordat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn. Realistisch gezien zal dit pas in 2018 zijn. Mansveld dringt wel aan op vrijwillige maatregelen om de verhouding tussen boeren en omwonenden te verbeteren, zoals vrijwillig een teelt- en spuitvrije zone hanteren en ecologische gebieden aanleggen met GLB subsidie aan de grens met omwonenden.

Harmonisatie bij vrijstellingen in noodsituaties
Wat betreft de toelating van gewasbeschermingsmiddelen heeft staatssecretaris Dijksma van EZ aangegeven dat zij streeft naar nog betere harmonisatie tussen de verschillende landen in de EU, om een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren. Zij geeft aan dat zij ook bij vrijstellingen in noodsituaties beter zal kijken naar wat er is toegestaan in de ons omringende landen. Zo zal bij een noodsituatie dan niet meer voorkomen dat een middel in België en Duitsland bijvoorbeeld wel een vrijstelling krijgt en in Nederland niet.

Kamerdebat
In het debat in de Tweede Kamer op 28 mei hebben beide staatssecretarissen aangegeven dat zij proactief inzetten op een ontwikkeling naar een meer milieuvriendelijke land- en tuinbouw. Tegelijkertijd geven zij aan dat zij geen maatregelen willen nemen of middelen zoals glyfosaat en neonicotinoïden willen verbieden wanneer er geen duidelijke wetenschappelijke basis is voor de besluitvorming. ‘Een vermoeden van schadelijkheid is niet voldoende om een middel te verbieden, zo’n besluit moet niet worden genomen op politieke gronden maar op basis van harde feiten’, aldus Dijksma.

De NAV steunt de ontwikkeling richting ‘groenere’ gewasbescherming die de beide staatssecretarissen voorstaan en onderschrijft tegelijkertijd het standpunt dat besluiten, die vergaande gevolgen hebben voor de boeren, pas worden genomen als er duidelijke, feitelijke redenen voor zijn.

NAV, 6 juni 2015