De Europese Unie is bezig met vrijhandelsverdragen met Canada (CETA) en de Verenigde Staten (TTIP). Daarover hebben al vaker artikelen in dit blad gestaan. In De Boerderij van 10 februari jl. stond een interview met Albert Jan Maat van LTO Nederland over TTIP en hij was dolenthousiast over de mogelijkheden die dit verdrag voor de Nederlandse landbouw zou opleveren. In de eerdere publicaties over dit onderwerp kwam al naar voren, dat de NAV hier minder enthousiast over is en zeker ook risico’s voor de Nederlandse landbouw ziet. De NAV is niet tegen handel, want boeren moeten hun producten natuurlijk kunnen verkopen. En omdat Nederland voor veel producten meer produceert dan in ons land nodig is, moeten we ook kunnen exporteren. Maar de NAV is ook van mening, dat er voor dergelijke handel spelregels nodig zijn. In een volledig vrije markt zullen Nederlandse boeren nooit structureel kostendekkende prijzen voor hun producten krijgen. Onder andere omdat de door de vele relatief kleine aanbieders het aanbod vrijwel nooit goed op de vraag is af te stemmen. Verder vindt de NAV dat voedsel en voedselproductie voor de samenleving veel te belangrijk zijn om aan de grillen van de vrije markt over te laten. Diverse studies die vorig jaar zijn uitgevoerd, o.a. door het LEI, laten zien dat de gevolgen van TTIP voor de Nederlandse landbouw niet alleen maar positief zijn. Voor een aantal sectoren van de voedselindustrie biedt het akkoord mogelijkheden, maar dat is niet direct ook een voordeel voor de producent. Op dit moment heeft de fritesindustrie van NW-Europa op de wereldmarkt een sterke concurrentie positie, maar dat komt dan vooral omdat de prijs voor de teler op minder dan een kwart van de kostprijs ligt! In de VS vindt de voedselproductie doorgaans plaats in veel minder dichtbevolkte gebieden dan in Europa. Daardoor zijn bijvoorbeeld de eisen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de VS minder streng dan in de EU. Eén van de elementen van TTIP is dat men wederzijds elkaars standaarden wil erkennen. Wanneer de EU haar hogere standaarden vasthoudt, dan komt de Nederlandse landbouw wel in een slechtere concurrentiepositie.

Ook voordelen
Natuurlijk kan een handelsverdrag ook voordelen opleveren. Zo zou bijvoorbeeld door het op elkaar afstemmen van fytosanitaire eisen de export van Nederlands pootgoed naar de VS mogelijk kunnen worden. Maar dat kan ook geregeld worden zonder zo’n veelomvattend handelsverdrag. De ervaringen met een handelsverdrag van ca. 20 jaar geleden (Blairhouse akkoord) zijn negatief. Toen heeft Europa haar bescherming van de teelt van plantaardig eiwit geruild tegen iets heel anders, namelijk de toegang van Europese banken en verzekeraars tot de Noord- en Zuid-Amerikaanse markt. De gevolgen hiervan maken het nog steeds vrijwel onmogelijk om in de EU weer de teelt van plantaardig eiwit van de grond te krijgen.
Maat waarschuwt in het interview wel voor de keiharde onderhandelingstactiek van de VS. Laten we die waarschuwing ter harte nemen en heel voorzichtig zijn met een veelomvattend TTIP en CETA en minimaal de agri- en foodsector buiten het verdrag houden.

NAV, 7 maart 2015