Per 1 januari wordt het Productschap Akkerbouw opgeheven. Daardoor ontstaat een nieuwe situatie op het gebied van wet- en regelgeving maar ook wat betreft belangenbehartiging voor akkerbouwers en de financiering van innovatie en onderzoek. De recent opgerichte Brancheorganisatie Akkerbouw wil hierin een rol spelen.

Van Landbouwschap naar Productschap
Als NAV hebben we een lange geschiedenis met de oude publiekrechtelijke organen. De bekendste was het Landbouwschap, dat in 2000 is opgeheven. Dit Landbouwschap was als een soort semi-overheid opgericht in de vijftiger jaren en diende als een platform voor de gehele primaire landbouwsector inclusief de boerenarbeiders. Iedere boer was verplicht aangesloten, maar de zeggenschap verliep middels de onderliggende organisaties als standsorganisaties en vakbonden. Het Landbouwschap vaardigde ook nuttige verordeningen uit, die er onder andere toe dienden om teelten te reguleren op het gebied van plantgezondheid. De bekendste voorbeelden zijn de distelverordening, bestrijdingsplicht wilde haver, de phytophthoraverordening en tegengaan verspreiding bietenkevers en vergelingsvirus. Daarnaast was het Landbouwschap ook het landbouwpolitieke forum, dat dus aan politieke belangenbehartiging deed, ten tijde van de verzuilde belangenbehartiging met in de meeste gevallen drie standsorganisaties per provincie.

Sinds de oprichting in 1993 was het terugbrengen van de belangenbehartiging naar de boeren en dan wel per sector een speerpunt van de NAV. Immers, wat heb je er aan indien bijvoorbeeld varkensboeren zich bemoeien met de marktpolitieke wensen van de akkerbouwer? De vlag ging dan ook uit toen het Landbouwschap ter ziele ging. Maar de belangrijke verordeningen zoals hierboven genoemd bleven gelukkig wel intact door overheveling naar het Hoofdproductschap Akkerbouw. Daarnaast werd middels het productschap nuttig onderzoek voor verbetering van de akkerbouwbedrijfsvoering georganiseerd waarvoor iedere belanghebbende een verplichte bijdrage leverde. Verplicht, omdat anders de afweging snel gemaakt wordt dat de individuele teler er onvoldoende belang bij zou hebben. De NAV heeft zich altijd beijverd voor meer inspraak van de aangeslotenen in onderzoeksdoelen en bestedingen.

En nu verder
Nu staan we dan op het punt dat ook de productschappen opgeheven zullen worden. De voor de Nederlandse akkerbouw noodzakelijke teeltverordeningen worden vanaf nu in de wetgeving opgenomen en blijven dus bestaan. Maar de wetgever (overheid) neemt niet de taak als medefinancier van sectoraal onderzoek over. Toch zijn er financiële middelen nodig om samen met het bedrijfsleven en vaak ook de overheid (bv. Topsectorenbeleid) noodzakelijk onderzoek te verrichten. Een voorbeeld hiervan is het bacterieonderzoek in de aardappelteelt. Maar heel dikwijls zijn onderzoeken gewasoverschrijdend waarvoor een breed platform nodig is waarin de akkerbouwgeledingen met elkaar overleggen. Dit platform wordt de Brancheorganisatie akkerbouw, waarin nu de telersorganisaties NAJK, LTO vakgroep akkerbouw, NAV, maar ook de agrarische handel en industrie als Agrifirm, CZAV, Cosun, NAO, VAVI, Avebe en Plantum samenwerken. Heel belangrijk hierbij is dat de verschillende geledingen, dus wij als telers, autonoom zijn voor onze eigen zaken. Belangrijkste bottleneck is de Haagse en Brusselse regelgeving die op dit moment nog geen erkenning voorstaat van een branche-brede organisatie, maar enkel per gewas(groep). Zo’n erkenning is nodig om voor noodzakelijke onderzoeksheffingen iedere belanghebbende verplichtend te kunnen aanslaan. De rol van de NAV in dit proces is dat wij voorstander zijn van de mogelijkheid om als totale akkerbouwsector zaken voorelkaar te brengen om daarmee onze concurrentiepositie op termijn te waarborgen. Natuurlijk met een scherp oog voor rendement en efficiëntie en maximale betrokkenheid (inspraak)!

NAV, 1 november 2014