In het nieuwe GLB voor de periode van 2014 tot 2020 is veel aandacht voor Producenten Organisaties (PO’s). De Europese Commissie constateert terecht dat de primaire producent een zwakke positie in de markt heeft en dat dit vaak aanleiding geeft tot opbrengstprijzen die niet kostendekkend zijn. Door krachtenbundeling via een PO kunnen primaire producenten hun positie in de markt versterken, wat een positief effect op de opbrengstprijzen moet geven. De gezamenlijke agrarische vakbonden zijn het hier mee eens: PO’s bieden kansen voor boeren. PO’s moeten dan wel bij het opereren in de markt meer mogelijkheden krijgen dan de huidige mededingingswetgeving in de EU en in ons land op dit moment biedt.

De agrarische markten worden gekenmerkt door vele duizenden aanbieders en maar een handjevol afnemers. Dit resulteert regelmatig in opbrengstprijzen onder de kostprijs. In een vrije markt wordt de prijs van een product bepaald door de relatie tussen vraag en aanbod. De producent heeft maar een zeer geringe invloed op de vraag, maar in principe heeft de producent wel invloed op het aanbod. Alleen is het met die duizenden aanbieders, die individueel op de markt opereren of in kleine groepjes, totaal onmogelijk om dat aanbod te beheersen. Deze situatie wordt ook in de nationale en Europese politiek erkend. Er wordt gewerkt aan een aantal zaken die hiervoor een oplossing moeten kunnen bieden. In verschillende landen en ook op EU-niveau wordt een Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken ontwikkeld, die moet voorkomen dat de handel, verwerkende industrie en de retail hun marktmacht misbruiken t.o.v. hun leveranciers. Verder hebben Producenten Organisaties in het nieuwe GLB veel aandacht. Deze PO’s moeten de primaire producenten in staat stellen hun krachten te bundelen om via die weg een sterkere positie in de markt te verwerven.

De agrarische vakbonden zien zeker mogelijkheden in de PO’s. Ook de vakbonden zijn immers opgericht om de krachten van de ondernemers in een bepaalde sector te bundelen, omdat je samen meer kan bereiken dan alleen. PO’s zijn in alle sectoren mogelijk en bieden hier ook kansen. Om daadwerkelijk voor de deelnemers een beter bedrijfsrendement te realiseren moeten PO’s ook echt in de markt kunnen opereren, d.w.z. onderling afspraken kunnen maken over prijs, volume en kwaliteit. De mogelijkheden binnen het GLB geven direct een spanningsveld met de mededingingsregels. Daarom hebben de agrarische vakbonden de Europese en de Nederlandse overheid opgeroepen om de mogelijkheden genoemd in het GLB t.o.v. de PO’s ook echt te bieden. De EC zou in haar voorstellen voor de PO’s die ruimte moeten geven en de Nederlandse overheid zou in de nationale invulling van het beleid die ruimte ook zo groot mogelijk moeten maken. Op dit moment is het nog zo dat een PO van enige omvang bij het maken van onderlinge afspraken over bijvoorbeeld het productie volume al heel snel met de Autoriteit Consument en Markt (de “kartelwaakhond”) te maken krijgt. Een PO moet om effectief te kunnen opereren minstens een vergelijkbaar marktaandeel kunnen organiseren als onze afnemers hebben.

Wanneer de politiek de ruimte creëert voor dergelijke PO’s dan is het aan de boeren om ook daadwerkelijk gebruik te maken van deze mogelijkheid om hun positie in de markt te verstevigen. En daarbij willen de agrarische vakbonden graag een stimulerende en faciliterende rol spelen.

NAV, NMV, NVV en NVP, 1 augustus 2014