Het aardappelseizoen 2014/2015 begint voor de teler dramatisch. Met een opbrengstprijs van de vrije fritesaardappelen, die slechts ca. 10 % van de kostprijs dekt, is het nauwelijks verantwoord de aardappelen te oogsten. Maar ook voor de verwerkers is er in een dergelijke markt nauwelijks enig rendement te maken. De consument zal misschien kunnen profiteren van een iets lagere prijs van zijn bakje frites. Maar ook op de langere termijn is dit niet goed voor de consument, want hoe kan er in een dergelijke markt geïnvesteerd worden in verduurzaming van de teelt? Deze situatie kent alleen maar verliezers. De NAV pleit al jarenlang voor aanbodbeheersing als instrument om dergelijke drama’s te proberen te voorkomen. Biedt dit mogelijkheden?

Vorig jaar werd het begin van het fritesaardappel seizoen gekenmerkt door krapte van aanbod en daardoor hele mooie afland prijzen voor de vrije aardappelen. Logisch dat er in 2014 meer vroege aardappelen gepoot zijn. Door het vroege voorjaar konden die aardappelen ook op tijd gepoot worden. De groeiomstandigheden waren prima, zodat er op tijd meer dan genoeg aanbod was. De industrie heeft om zich van grondstof verzekerd te weten veel gecontracteerd. De situatie op dit moment (begin augustus) is, dat er zoveel aanbod is dat er nauwelijks vraag is naar de nog vrije aardappelen. En de prijs is daarmee tot een dramatisch dieptepunt van anderhalve eurocent gedaald. Deze start van het seizoen stemt niet hoopvol voor het rendement van de hoofdoogst. Nou moeten de meeste kilo’s van de hoofdoogst nog groeien en ze moeten ook nog uit de grond. Als deze start werkelijk het beeld is voor het hele seizoen, dan is de teler de reserves die een aantal redelijke seizoenen hebben kunnen opleveren, in een klap weer kwijt.

Valt er voor de teler nog iets te redden? De individuele teler heeft geen mogelijkheden de markt te beïnvloeden. Het enige wat hij nog kan doen is om af te wegen of het (financieel) de moeite waard is om de aardappels te rooien. Nou ben je als boer niet het hele jaar in de weer om je producten uiteindelijk niet te oogsten en dat levert met aardappelen ook weer problemen op. De telers in Noordwest-Europa kunnen gezamenlijk de markt wel beïnvloeden door een deel, bijvoorbeeld 15%, niet op de markt te brengen. Even afgezien van of dit van de ACM (mededingings’waakhond’) mag, zou dit zeker een positieve invloed op de markt hebben. De kans om dit snel (binnen 4 weken) nog voor elkaar te krijgen lijkt niet groot. De NAV weet uit ervaring, dat deze stap voor boeren erg lastig is, denk ook aan het SPA-initiatief. Ervaringen uit het verleden zijn echter geen garantie voor de toekomst. Wat volgens mij meer mogelijkheden biedt is om de komende maanden te gebruiken om de telers in de EU-5 te bundelen en voor seizoen 2015 15% minder aardappelen uit te poten. Want het huidige areaal in de EU-5 (ca. 546.000 ha) is eigenlijk te groot. Bij een gemiddelde opbrengst (ca. 46.5 ton/ha) komen we op 25.5 miljoen ton. Uit analyse van de markt concludeert de NAV, dat het kantelpunt bij 22 miljoen ton ligt. Willen we volgend jaar meer kans hebben op een goed rendement dan is krimp noodzakelijk. Hiervoor moet het wel mogelijk zijn , dat telers dergelijke afspraken kunnen maken. Hiervoor zouden de Producenten Organisaties (PO’s), waarvoor in het nieuwe GLB veel aandacht is, een mooi instrument kunnen zijn. Daarom pleiten de gezamenlijke agrarische vakbonden bij de Nederlandse en Europese overheid om de mogelijkheden voor de PO’s zo ruim mogelijk in te vullen, zodat ze ook werkelijk het aanbod kunnen beheersen. We zouden het zelfs als crisisbeheersing kunnen zien. Want als we ook de ontwikkelingen op de uien-, graan- en suikermarkt zien, dreigt dit een zeer zwaar jaar voor akkerbouwers te worden. De wetgever zal de mogelijkheid moeten bieden, maar de telers zullen dan zelf de stap moeten zetten om hun krachten te bundelen en gezamenlijk in de markt te opereren. Wanneer dat zou lukken heeft het drama van dit seizoen toch nog iets positiefs opgeleverd.

NAV, 8 augustus 2014