De relatie tussen vraag en aanbod bepaalt het prijsniveau in een vrije markt. Ook in de aardappelmarkt kan dit zo werken. Door de beslissingen die wij als telers met elkaar nemen, kan die marktwerking verstoord worden.

Een behoorlijk deel van de aardappelen wordt op contract geteeld. Deze contracten worden afgesloten voordat de aardappelen gepoot worden, dus op een moment dat er nog weinig zicht is op wat de markt gaat doen. Dus deze prijs wordt niet of nauwelijks beïnvloed door de markt van komend seizoen. De contracten afgesloten voor het poten leggen meestal maar een deel van de opbrengst van een hectare vast. De rest van de opbrengst kan de teler in principe vrij verhandelen. In de praktijk worden deze ‘vrije’ aardappelen bijna altijd met het contractdeel meegeleverd aan dezelfde afnemer.

Weinig vrije aardappelen
Het meeleveren gebeurt in de praktijk zoveel dat circa driekwart van de totale oogst al ruim voor het poten een bestemming heeft. Daarnaast zit nog een deel van de oogst in pools die soms gelieerd zijn aan een verwerkende industrie. Er is dus uiteindelijk maar een vrij klein deel van de oogst werkelijk vrij. Dat heeft flinke invloed op de marktwerking in de aardappelsector. Een afnemer kan op een moment dat de prijs de neiging heeft om te stijgen, vooral contract- en meeleveraardappelen verwerken, zodat de vraag in de vrije markt afneemt en de prijs weer gaat dalen. Een teler kan zijn redenen hebben om (een deel) van de aardappelen op contract te telen. Maar het vrijwel automatisch meeleveren van de rest van de oogst is markttechnisch minder logisch. Praktisch gezien is het meeleveren begrijpelijk, de partij aardappelen is aangebroken en vaak zijn de aardappelen opgewarmd zodat ze er op redelijk korte termijn uit moeten.

Vraag en aanbod
Om als telers invloed op de markt te krijgen is het afstemmen van het aanbod op de vraag het meest effectief. Alleen vraagt dat wel solidariteit onder de telers. Het overgrote deel van de telers moet meewerken aan productievermindering als we samen meer produceren dan de vraag, anders lukt het niet. De NAV probeert al jaren een betere afstemming van het aanbod op de vraag van de grond te krijgen. Echter voorlopig met weinig resultaat. Hierdoor laten telers het belangrijkste middel voor rendementsverbetering liggen. Door een flink deel van de oogst op contract te telen, wordt de marktwerking verstoord, zoals hiervoor is aangegeven. Voor die contractteelt kunnen heel goede en dwingende (financiële) redenen zijn. Met het vrijwel automatisch meeleveren van de rest van de oogst, geven we als telers de regie van de markt vrijwel geheel uit handen. En aan dat meeleveren liggen eigenlijk alleen maar een praktische redenen ten grondslag. Door de bewaring zo in te delen dat partijen gescheiden bewaard kunnen worden is de dwingende reden om door te blijven leveren als we eenmaal zijn begonnen, al veel minder.

Opwarmen
Verder kunnen we met onze afnemers in discussie gaan over het nut en de noodzaak van opwarmen. In België wordt bijvoorbeeld vrijwel nooit opgewarmd. Dus we kunnen op zijn minst zeggen, dat het niet voor iedere situatie noodzakelijk is. En dat maakt het ook al weer veel minder noodzakelijk om alles in een keer te leveren.

Door het niet meer automatisch meeleveren kunnen we dus als telers het forse stap zetten om de aardappelmarkt beter te laten werken.

NAV, 2 september 2011