Brussel bereidt Europese keuringsrichtlijnen voor pootgoed voor. Een meer eenduidige keuringssystematiek is de inzet. Een expertgroep van het Permanent Comité voor Teeltmateriaal van landbouwgewassen, tuinbouw en bosbouw met vertegenwoordigers uit diverse lidstaten, bereidt het concept voor. De NAV juicht harmonisatie toe.

De klasse-indeling van de veldgeneraties, ‘prebasis’ (stammen), ‘basis’ (S, SE en E) en ‘gecertificeerd’ (A en B of C) blijft naar verwachting bestaan. De discussie spitst zich vooral toe op het wel of niet verplicht stellen van een maximum van het aantal te telen generaties en het wel of niet toepassen van flexibiliteit in het afkapsysteem. Aan de ene kant biedt het flexibel toepassen van het afkapsysteem de mogelijkheid om goede lijnen pootgoed langer door te kunnen vermeerderen, wat de kostprijs drukt. Aan de andere kant is het ook zo dat partijen pootgoed door de jaren heen aan kwaliteit kunnen inboeten.

Kwaliteit voorop
De NAV-pootgoedcommissie is van mening dat kwaliteit voorop moet staan, maar dat dit wel in verhouding met de kostprijs moet worden afgewogen. De pootgoedcommissie kan daarom heel goed leven met maximaal vier veldgeneraties ‘prebasis’. De traditionele 1e jaarsstam zou dezelfde status moeten krijgen als de VG0(laboratoriumjaar) van miniknollen. Door het wegvallen van de vijfde jaarsstam zou hierdoor compensatie worden gekregen om voldoende materiaal als vierjarige stam te kunnen produceren. Traditionele stammen worden vaak ook een generatie langer met de hand gezocht, wat voor de bacterieproblematiek een voordeel is.

Vier jaar ‘basis’
Voor het basismateriaal zou de NAV-pootgoedcommissie ook een maximum in willen stellen van vier generaties. Hierbij zou bijvoorbeeld de huidige E2 generatie vervangen kunnen worden door een extra generatie S of SE. Op deze wijze zou op een hoger niveau toch een extra mogelijkheid worden geboden om voldoende E-materiaal te telen tegen een niet te hoge kostprijs. EU-lidstaten zouden de vrijheid kunnen krijgen om het basispootgoed binnen vier generaties zelf in te vullen om langer een bepaalde klasse door te mogen telen.

Het gecertificeerde gedeelte kan beperkt blijven tot het telen van één generatie A met daaraan de mogelijkheid te verbinden dat op hetzelfde bedrijf deze klasse nog één keer vermeerderd kan worden voor consumptieteelt. Binnen de huidige ATR-regeling is dit ook al mogelijk.

Veldkeuring
Voorts is er nog een discussie over toleranties per klasse en de veldkeuring. Over dit laatste aspect zullen er voor Nederland geen grote veranderingen optreden. De Nederlandse normen zijn, evenals in Frankrijk en Schotland, al zeer scherp. De EU-normen hebben meer de intentie absolute minimumeisen te formuleren en individuele lidstaten de kans te geven strengere normen op te stellen.
Voor miniknollen geldt de mogelijkheid om onder virusvrije omstandigheden te starten met een VG0 generatie.

NAV, 8 januari 2011