Landbouw en voeding leven onder steeds meer Nederlanders. Het zou goed zijn als meer burgers zich zouden realiseren dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid ook voor hen relevant is. Op 8 oktober bogen zo’n 30 Nederlandse organisaties waaronder de NAV zich in Utrecht over ‘Een duurzamer en rechtvaardiger alternatief voor landbouw en voedsel in Europa en in ontwikkelingslanden’. Dat bleek relevant te zijn voor zowel boerenorganisaties als organisaties die zich inzetten voor milieu, natuur, ontwikkelingssamenwerking. Korte ketens in de voedselvoorziening, geen illegale arbeiders in de voedselproductie, smakelijk en kwalitatief goed en gentechvrij voedsel. Dit laatste is voor de NAV geen uitgemaakte zaak.
Het ging in Utrecht niet alleen over het inkomen en de positie van de boeren in Nederland, maar ook om de effecten van de landbouw op het milieu en op de positie van boeren in ontwikkelingslanden. Onder de deelnemers is veel overeenstemming over de kant die het met de landbouw en voedseldistributie op zou moeten gaan. Kernbegrippen hierbij zijn regionalisering en voedselsoevereiniteit. Regionalisering betekent een zo groot mogelijke mate van zelfvoorzienendheid in de regio. Dat levert duidelijk voordelen op ten opzichte van de huidige neoliberale globalisering. Zoals: drastische beperking van het energieverbruik (goed voor het klimaat), betere mogelijkheden voor het sluiten van kringlopen, en meer voedselzekerheid voor de bevolking.
Bij voedselsoevereiniteit gaat het vooral om het recht zelf het beleid te bepalen ten aanzien van de productie en consumptie van voedsel. Het is een politiek begrip dat vraagtekens zet bij de dwang tot deelname aan de ‘vrije’ wereldmarkt.
Bij zowel regionalisering als voedselsoevereiniteit ligt het schaalniveau niet vast. Het kan gaan om lokaal, landelijk of continentaal (bijvoorbeeld Europees) niveau.

NAV, 6 november 2010