Als pootgoedsector zullen we wel erg moeten letten op onze kostprijs. Door allerlei maatregelen, zoals het nieuwe AM-beleid, lopen de kosten op en dat maakt de concurrentiepositie lastiger. Natuurlijk is een vereiste dat we een goede kwaliteit pootaardappelen produceren en we dienen de kostprijs in de hand te houden. Maar de toekomst van de pootgoedsector ziet er positief uit. Dat vindt pootgoedteler Teun de Jong. In het Noordfriese Sint Annaparochie teelde hij dit jaar 27 hectare pootgoed.

Het jaar 2007 wordt waarschijnlijk een krappe pootgoedmarkt. De zeer droge en warme zomer van 2006 zorgde al voor een krappe markt. Dit jaar zal dat minder het geval zijn, maar er is toch de nodige uitval geweest. Enige jaren geleden, na de zeer slechte prijsvorming o.a. in de consumptie- aardappelsector, heeft een correctie plaatsgevonden van het totale pootgoedareaal. Het kleinere areaal heeft de prijs goed gedaan.

Eigen dynamiek
Hoewel de pootgoedteelt en de consumptieteelt zeer nauw aan elkaar verwant zijn, heeft iedere sector toch zo zijn eigen dynamiek. Ieder jaar is weer anders met ook weer een andere vraag/aanbodverhouding. Het grote verschil tussen de consumptie- en de pootgoedteelt zit hem in de manier waarop de levering wordt gecontracteerd. ‘In de pootgoedsector is men in de regel niet gehouden aan een prijscontract. In de binding met het handelshuis is veelal sprake van een poolprijs of een gedeelde prijs, op basis van de actuele marktsituatie. Dit systeem volgt dus de markt veel beter, terwijl bij de consumptieaardappelen sprake is van te veel contracten met een te lage contractprijs. Er vindt dus geen marktcompensatie plaats. Dat brengt telers in de consumptiesector in een zwakke positie’, zo stelt Teun vast.

Pootgoed- versus consumptietelers
Omdat de pootgoedprijs een onderdeel is van de kostprijs van de consumptieaardappelen, ontstaan er wel eens wat discussies tussen pootgoedtelers en consumptieaardappeltelers. De koppelverkoop, de leveringsplicht naar het handelshuis dat ook het pootgoed heeft geleverd, is een aantal consumptieaardappeltelers een doorn in het oog. Teun legt uit dat we in de sector met innovatie en rassenvernieuwing een voorsprong moeten behouden op onze concurrent. ‘De verwerkende industrie en de retail hebben nu eenmaal een sterke positie in de keten. Ze willen graag producten inkopen tegen een zo laag mogelijke prijs. Nieuwe rassen kunnen alleen worden geïntroduceerd als er een verwerker is die ermee aan de gang wil.’

Handelshuizen
Ieder handelshuis heeft volgens Teun de Jong de intentie om het monopolie van één verwerker
met een nieuw ras af te bouwen.  ‘Maar ze kan dat uit commerciële overwegingen nu eenmaal niet direct. Dat gaat in fasen. Uiteindelijk komen alle, voor de markt interessante, rassen vrij verhandelbaar op de markt.’ Teun vindt, dat als je dat systeem onderuit zou willen halen, je het de handelshuizen onmogelijk maakt om nog aan adequaat onderzoek te doen, om te komen tot commercieel interessante aardappelrassen. En dat adequaat onderzoek naar nieuwe interessante rassen is van groot belang voor de Nederlandse pootgoed- en consumptieteelt. 

NAV, 24 oktober 2007