In het rapport ‘Boeren met toekomst’ van Milieudefensie en Jongeren Milieuactief staat dat er meer van in Nederland of Europa geproduceerde voedergewassen gebruik gemaakt moet worden. Helaas blijft in de door het Centraal Plan Bureau en het Milieu en Natuur Planbureau uitgevoerde analyse de mogelijkheden van meer Nederlandse of Europese plantaardig eiwitproductie onderbelicht. Een gemiste kans, vindt de NAV.

 CPB en MNP vermelden dat de EU slechts voor 23% in haar behoefte aan plantaardig eiwit voorziet. Het overige wordt voornamelijk in de vorm van soja ingevoerd. Deze situatie is volgens de NAV geen ‘natuurverschijnsel’, maar het resultaat van handelspolitieke keuzes van de EU. In handelsverdragen met de VS heeft de EU de concessie gedaan om plantaardige olie en eiwit (import)heffingvrij toe te laten.
 
Politieke keuzes
Na de crisis in de jaren zeventig van de vorige eeuw op de wereldmarkt voor eiwit, verergerd door een exportstop van de VS, voerde de EU een beleid om de eigen eiwitproductie te stimuleren. Door dat beleid bereikte het areaal peulvruchten (voererwten en veldbonen) in Nederland een omvang van ruim 40.000 ha. Bij een dergelijk areaal is het voor kweekbedrijven interessant om te investeren in onderzoek naar betere rassen. Dat gebeurde vooral in Nederland vanwege de relatief gunstige omstandigheden voor de vermeerdering van zaaizaad, dat elders in de EU werd gebruikt. Het ene oogstzekerder en productievere ras werd zodoende zeer rap ingehaald door weer een betere. Deze voor de akkerbouw en zaaizaadbedrijven positieve ontwikkeling werd abrupt afgebroken toen de EU toegaf aan de eis van de VS om het EU-eiwitbeleid drastisch in te perken. Het areaal peulvruchten in Nederland is inmiddels ongeveer nul, evenals de ontwikkeling van betere rassen.
 
Hier eiwit stimuleren
CPB en MNP schrijven in hun rapport: ‘Indien het gebruik van soja voor Nederlands veevoer sterk zal worden beperkt, zal dat leiden tot import van vervangende producten uit andere EU-landen. Omdat de EU als geheel voor de eiwitvoorziening sterk afhankelijk is van importen, zal dit betekenen dat andere EU-lidstaten relatief meer soja zullen gaan gebruiken. Hierdoor is het effect op de totale soja-import door de EU zeer beperkt.’ Volgens de NAV zal een beleid gericht op het terugdringen van soja-import gepaard moeten gaan met het stimuleren van de teelt van eiwitgewassen hier. Hoe succesvol dat kan zijn heeft het verleden geleerd. Een uitbreiding van het areaal peulvruchten zal overigens leiden tot een vermindering bij andere gewassen. Zo slaan we twee vliegen in een klap: vermindering van de afhankelijkheid van eiwitimporten en een gelijktijdige vermindering van de oppervlakte andere akkerbouwproducten.

De NAV zal haar opmerkingen aan CPB en MNP kenbaar maken.

NAV, 15 oktober 2007