In 2013 loopt het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid af. Alle reden voor de NAV om zich nu al te beraden op het gewenste toekomstig EU-landbouwbeleid. Van de akkerbouwvakbond mag worden verwacht dat ze met respect voor andere belangen, primair de belangen van Nederlandse akkerbouwers in het vizier heeft. Het doel van de NAV: een goed inkomen voor akkerbouwers te realiseren door kostendekkende opbrengstprijzen. Anders gezegd: De opbrengstprijzen dienen een maatschappelijke en economisch duurzame teelt en bedrijfsvoering mogelijk te maken.

Tot 2013 staat het gemeenschappelijke landbouwbeleid min of meer vast. Daarna is er een meer open situatie. Voor de periode tot 2013 hebben we in 2007/2008 te maken met de ‘health check’. De Europees landbouwcommissaris heeft aan gegeven dat dit tot 2013 niet tot ingrijpende wijzigingen zal leiden in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Tot 2013 is zekerheid over het instrument van de toeslagrechten. Vanaf 2009 hebben de 48 armste landen vrije toegang tot de EU. Deze landen kunnen hun landbouwproducten zonder EU-invoerbelemmering exporteren naar de EU.

Andere tijden
Was in het verleden de voedselproductie en voedselvoorziening (voldoende en goedkoop voedsel) voor de EU-samenleving van groot strategisch belang, nu en in de toekomst is zowel de voedselvoorziening als de energievoorziening van cruciaal strategisch belang. En die energievoorziening raakt de landbouw en de akkerbouw in het bijzonder. De EU wil minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen uit het instabiele Midden-Oosten en Rusland. Tegelijkertijd wil de EU, mede uit milieuoverwegingen, meer gebruik maken van schonere energiebronnen. De uitputbare fossiele brandstoffen worden meer en meer vervangen door herwinbare energiebronnen waaronder energie uit biomassa. De productie van biomassa is een nieuwe uitdaging voor akkerbouwers in de EU. De toenemende behoefte aan biomassa voor energie, betekent meer concurrentie tussen de teelt van voedselgewassen voor mens en dier (food en feed) voor biomassa (fuel). Gezien het beschikbare potentieel aan landbouwgrond lijkt dit geen reëel probleem te zijn. Wat betreft voedselvoorziening zijn de tijden eveneens veranderd. In plaats van het accent op voldoende en goedkoop, ligt nu de nadruk op voldoende, veilig en duurzaam geproduceerd voedsel.

Nieuwe doelen EU-landbouwbeleid
De doelen van het toekomstige EU-landbouwbeleid zouden volgens de NAV als volgt kunnen luiden:

  1. het op duurzame wijze produceren van voldoende en veilig voedsel (food en feed) en van biomassa voor energiedoeleinden (fuel). F3: food, feed en fuel!
  2. het scheppen van zodanige voorwaarden dat agrariërs kostendekkende opbrengstprijzen ontvangen voor hun producten zodat zij economisch en maatschappelijk duurzaam food, feed en fuel kunnen (blijven) produceren;
  3. Zowel de in de EU geteelde als de geïmporteerde voedsel- en energiegewassen (of producten) moeten voldoen aan dezelfde economische en maatschappelijke duurzaamheidseisen;
  4. De teelt van plantaardige olie- en eiwithoudende gewassen bevorderen zolang daaraan in de EU een tekort is, onder gelijktijdige verlaging van de graanproductie zolang de zelfvoorzieningsgraad (ruim) boven de 100% ligt;

Voedselsoevereiniteit en Managed trade
De NAV onderschrijft het recht op voedselsoevereiniteit. Landen of groepen van landen (zoals de EU) mogen hun landbouwproductie voor de eigen basisvoedselvoorziening (en energievoorziening?) beschermen tegen goedkope importen en dumping van producten (op de markt brengen van producten onder de kostprijs) en tegen producten die niet voldoen aan de voedselveiligheidseisen en/of duurzaamheidseisen. De NAV ziet ‘ managed trade’, gereguleerde wereldhandel, als het middel om de handel in landbouwproducten in de wereld ‘netjes’ en boervriendelijk te laten verlopen. Door ‘managed trade’ worden overschotten voorkomen. Vrije toegang tot de markten hebben de minst ontwikkelde landen.
De voedselproductie door de eigen boeren met behulp van marktbescherming en (prijs)ondersteuning mag niet leiden tot het oneigenlijk verstoren van markten buiten deze landen. De EU mag de rest van de wereld niet belasten met haar overschotten.

Importbescherming tegen goedkope importen van de landbouwbasisproducten, is in het streven naar voedselsoevereiniteit een belangrijk instrument. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van variabele importheffingen zodat een min of meer vaste prijs voor de boer gewaarborgd is. Onafhankelijk van wereldmarktprijzen en valutaschommelingen ontvangt de boer een vaste prijs. Importheffingen zijn hoog bij een lage wereldmarktprijs en laag bij een hoge wereldmarktprijs.

Koopkrachtige vraag
Dumping van landbouwproducten op de wereldmarkt, met of zonder subsidies, vanuit de EU dient te worden voorkomen. Voor de belangrijkste grondgebonden producten (suiker, graan en eiwit- en oliehoudende gewassen) dient de EU de productie af te stemmen op de koopkrachtige vraag. Bijvoorbeeld door het uit productie nemen van landbouwgronden. Door de groei van de behoefte aan de productie van biomassa voor energiedoeleinden, is braak wellicht niet noodzakelijk. Grond uit productie nemen is niet nodig als de productiecapaciteit wordt benut voor biomassa. De teelt van biomassa zou dan concurrerend moeten zijn ten opzichte van de teelt van de traditionele landbouwgewassen. Dat betekent dat biomassagewassen een kostendekkende opbrengstprijs (bijv. met subsidie) op moet leveren.

Groene en blauwe diensten
De boer ontvangt voor de productie van natuur, landschap en ‘water’ een kostendekkende vergoeding. Ook dit zou beter dan nu het geval is, vastgelegd dienen te worden in het nieuwe EU-landbouwbeleid. Voor het boeren met natuurlijke handicaps dient de bestaande regeling (o.a. bergboerenregeling) te worden voortgezet en verbeterd.

Dit is het kader van de visie van de NAV. Het komende winterseizoen willen we hierover met u in gesprek, om de visie verder in te vullen en vorm te geven.

NAV, 4 juni 2007