Op 1 februari 2006 treedt de nieuwe Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 in werking. Deze nieuwe wet biedt een modern wettelijk kader voor de procedures voor de toelating van plantenrassen en bosbouwopstanden, de verhandeling van het daarvan afkomstige teeltmateriaal en de verlening van kwekersrecht. Voorheen werden deze procedures behandeld door vier verschillende instanties. In de ZPW 2005 zijn ze ondergebracht bij één instantie: de Raad voor Plantenrassen.De nieuwe ZPW betekent vooral een wijziging van de systematiek en een stroomlijning van de verschillende procedures. Zo wordt in het nieuwe systeem de procedure tot de verlening van een kwekersrecht losgekoppeld van de procedure tot toelating van een ras op de nationale rassenlijst. De ZPW brengt op het gebied van het kwekersrecht inhoudelijk gezien geen essentiële wijzigingen met zich mee, de eisen waaronder kwekersrecht verleend wordt blijven bijvoorbeeld hetzelfde. Dit komt voort uit het feit dat Nederland gebonden is aan de eisen van het Verdrag UPOV 1991. Hieronder volgen de belangrijkste wijzigingen die op kwekersrechtgebied zijn doorgevoerd.

Farmers privilege ingeperkt
Het “farmers’ privilege”, het recht van boeren om beschermde rassen van landbouwgewassen voor eigen gebruik door te vermeerderen, is nog slechts toegestaan na een melding van de teler aan de kwekersrechthouder vóór 15 mei. Deze mededelingsplicht maakt handhaving van dit privilege veel eenvoudiger. Een teler die niet vóór 15 mei melding heeft gedaan aan de kwekersrechthouder, maar wel eigen geoogst materiaal van kwekersrechtelijk beschermde rassen heeft ingezaaid of uitgepoot is nu namelijk direct strafbaar!

Kwekersrecht 30 jaar
De beschermingsduur van het kwekersrecht bedraagt in het algemeen 25 jaar met de mogelijkheid om aan bepaalde gewassen een beschermingsduur van 30 jaar toe te wijzen. Plantum NL heeft er bij de totstandkoming van de nieuwe ZPW voor gepleit om meer gewassen deze extra beschermingsduur toe te kennen. In de oude ZPW gold al een beschermingsduur van 30 jaar voor aardappel, acacia, appel, es, iep, kers, peer, populier, pruim en wilg. Nu is dit ook toegekend aan aardbei, freesia, lelie, tulp, esdoorn, iep, kornoelje, krent, lijsterbes, linde en magnolia.

Voor alle rassen van deze gewassen waarvan het Nederlands kwekersrecht op 1 februari 2006 nog van kracht is, en voor alle rassen waarop dit na die tijd wordt aangevraagd, bedraagt de duur van het kwekersrecht per direct 30 jaar. De reden waarom aan deze gewassen een extra beschermingsduur is toegekend ligt in het feit dat het bij deze gewassen langer duurt om investeringen terug te verdienen.

Informatieplicht NAK
Een zeer nuttig instrument voor de kwekersrechthouder in het kader van de handhaving van zijn kwekersrecht is de informatieplicht die in de ZPW 2005 is opgenomen voor de keuringsdiensten die vallen onder de ZPW en de Landbouwkwaliteitswet. Dit betekent dat de NAK, de Naktuinbouw, maar ook de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) verplicht zijn om op verzoek van de houder van een in Nederland geldend kwekersrecht (dit kan dus ook een Europees kwekersrecht zijn) een overzicht te geven van personen of ondernemingen die teeltmateriaal van zijn ras hebben voortgebracht. Verder moet inzicht gegeven worden in de hoeveelheid teeltmateriaal die er van dat ras is geproduceerd. Voor het geven van deze informatie kan de betreffende keuringsdienst een vergoeding vragen ter compensatie van de administratieve kosten.

Bron: Plantum 31 januari 2006

NAV, 1 februari 2006