Missie en visie

De Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) is de belangenorganisatie van en voor akkerbouwers in Nederland. Uit onvrede over de belangenbehartiging door de gevestigde organisaties is de vakbond opgericht op 2 juni 1993.
Een goed inkomen voor akkerbouwers op korte en langere termijn. Dat is de missie van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV).

Voor een goed inkomen is cruciaal dat de opbrengstprijzen stabiel zijn en structureel boven de kostprijs liggen. De NAV zet zich met alle kracht in voor faire opbrengstprijzen. Dat wil zeggen kostprijs plus ondernemersmarge, voor alle akkerbouwgewassen en akkerbouwprestaties. De inzet voor kostprijs plus ondernemersmarge geldt ook voor de grondstoffen voor bio-energie en voor de groene en blauwe diensten die akkerbouwers leveren.

Economisch en maatschappelijk duurzaam
Gekoppeld aan het streven naar faire opbrengstprijzen zet de NAV zich ook in voor maatschappelijk duurzaam produceren. Onder maatschappelijk duurzaam verstaat de NAV in overeenstemming met de wensen van de samenleving over de wijze van produceren, de voedselveiligheidseisen en de wensen ten aanzien van de kwaliteit van de producten. Het betekent dat de maatschappelijk duurzame akkerbouw die we beogen, voorkomt dat komende generaties worden belast met de gevolgen van de huidige productiewijze. Voor akkerbouwers betekent dit het zuinig omgaan met grond, het efficiënt benutten van hulpstoffen en het voorkomen van schadelijke emissies.
Economisch en maatschappelijk duurzaam gaan hand in hand. De NAV maakt voortdurend de afweging maatschappelijke en economische duurzaamheid bij dreigende kostprijsverhogende maatregelen en onderneemt zo nodig actie.

Drie-sporen-beleid
De vakbond wil het doel een goed inkomen voor akkerbouwers bereiken via een drie-sporen-beleid:

  • Een goed EU-landbouwbeleid: Marktbescherming en aanbodmanagement voor basisproducten zijn pijlers in Europees landbouwbeleid na 2013. De basisproducten zijn: graan, plantaardig eiwit, zetmeelaardappelen, suikerbieten en biobrandstoffen.
  • Een krachtige positie van telers in de markt.
  • Een gelijk speelveld voor akkerbouwers in de hele EU.

Beter EU-voedsel-, landbouw- en plattelandsbeleid
De NAV meent dat een beter EU-landbouw- en plattelandsbeleid na 2013 met eigentijdse beleidsinstrumenten noodzakelijk en mogelijk is gericht op economisch en maatschappelijk duurzame productie. Kenmerken van deze betere weg zijn:  

  • Voedselsoevereiniteit, het recht om in de eigen voedselvoorziening te voorzien, is het leidende principe voor elk werelddeel/handelsblok. Het betekent dat elk werelddeel/handelsblok een eigen voedsel- en landbouwpolitiek mag voeren.
  • Voedselzekerheid, voedselveiligheid en faire opbrengstprijzen (kostprijs plus ondernemersmarge) zijn de doelen van het EU-beleid na 2013.
  • Aanbod voor de basisproducten (granen, eiwitten, zetmeel, suiker en biobrandstoffen) in balans brengen en houden in de EU door het managen van het aanbod.
  • Marktbescherming voor de basisproducten.

Instrumenten EU-aanbodmanagement:    

  • Zelfvoorzieningsgraad plantaardig eiwit in de EU verhogen van ca. 30% in 2010 naar 70/80% in 2025. Eiwit is essentieel voor mens en dier. En juist voor eiwit is de Europese bevolking in hoge mate afhankelijk van invoer uit Verweggistan. Daarbij komt ook nog dat een belangrijk deel van de invoer grote twijfels oproept over maatschappelijke en ecologische duurzaamheid. Dit allemaal, terwijl er in de 27 Europese lidstaten, voldoende productieruimte is.
  • Flexibele bijmenging van bioethanol uit graan in brandstoffen (zelfvoorzieningsgraad biobrandstoffen verhogen zodat EU minder afhankelijk is van import).
  • Akkerrandenbeheer.
  • Flexibele braakregeling.

Instrumenten EU-marktbescherming

  • Invoerheffingen voor alle basisproducten vergelijkbaar met de huidige invoerheffingen voor granen.
  • Vanwege de spilfunctie van granen de graanmarkt stabiliseren via flexibele bijmenging van bioethanol uit Europese granen.

Parallel aan de ontwikkeling naar faire opbrengstprijzen is de NAV voorstander van het afbouwen van de bedrijfstoeslagen. Daarbij is essentieel dat de faire opbrengstprijzen eerst worden gerealiseerd en de bedrijfstoeslagen daarna zonder negatieve inkomensgevolgen voor boeren (geleidelijk) worden afgebouwd.