In het decembernummer van dit blad is onderzocht of de akkerbouw in Nederland op koers ligt om de doelstellingen van het Klimaatakkoord te halen. Om hier zicht op te krijgen heeft de NAV een nulmeting uitgevoerd door een gemiddelde bedrijfsvoering van de akkerbouwbedrijven in Nederland van 2020 te vergelijken met die van 1990 (referentiejaar). De conclusie was dat er nog grote stappen gemaakt moeten worden om in 2030 de broeikasgasemissies met 50% te verminderen t.o.v. 1990.

Een akkerbouwer heeft wat klimaatverandering betreft met twee zaken te maken: aan de ene kant maatregelen nemen die de klimaatverandering kunnen beperken (mitigatie) en aan de andere kant het bedrijf en de bedrijfsvoering aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering (adaptatie). Tot nu toe lijkt adaptatie de akkerbouwers meer bezig te houden dan mitigatie. Daarnaast was ook een conclusie in het artikel in december dat maatregelen om het bedrijf aan de gevolgen van de klimaatverandering aan te passen niet altijd gunstig zijn om de klimaatverandering tegen te gaan.

Integrale aanpak

De akkerbouw heeft met meer opgaven te maken dan alleen het klimaat, zoals verbetering waterkwaliteit, vermindering van gebruik van pesticiden en verbetering van biodiversiteit. Bij het zoeken naar oplossingen voor de uitdagingen is een integrale aanpak voor de akkerbouwer essentieel. Een voorbeeld is dat uit vele onderzoeken blijkt dat het optimaal inzetten van groenbemesters en deze ook zo lang mogelijk laten staan voor veel opgaven gunstig is, zoals broeikasgas (BKG)-emissie en uitspoeling van mineralen naar grond- en oppervlaktewater. Maar zo simpel is het meestal niet voor andere maatregelen.

 N-efficiëntie

Eén van de cruciale zaken bij het terugdringen van de BKG-emissies is hoe efficiënt de gewassen met stikstof omgaan. Dit is ook belangrijk voor de verbetering van de waterkwaliteit. Behalve dat de plant stikstof met zo weinig mogelijk verliezen moet benutten, is ook het moment van bemesten belangrijk. Dat is bij gebruik van dierlijke mest en dan in het bijzonder vaste mest en compost voor de akkerbouw een forse uitdaging. Vooral de najaarstoepassing op klei is dan een probleem. Vaste mest en compost zijn een goede oplossing voor het verhogen van het organische stofgehalte in de bodem en daarmee voor de bodemgezondheid en het vastleggen van CO2 in de bodem. Voor het efficiënt benutten van stikstof kan kunstmest een betere oplossing zijn. Op dit moment is het hoge fossiele brandstofgebruik bij de productie van N-kunstmest een probleem. Als bij de productie hernieuwbare energie en waterstof gebruikt kunnen worden, zou dat probleem worden ondervangen.

 Gewas- en rasverschillen

In het algemeen wordt gezegd dat meer rustgewassen in het bouwplan gunstig is voor de bodemgezondheid en het klimaat. De berekeningen die de NAV heeft gemaakt met de Cool Farm Tool voor verschillende situaties (zie Genoeg is Beter van december 2023 en www.nav.nl/) laten zien dat dit genuanceerder ligt. Wanneer bij tarwe het stro op het land achterblijft, is de emissie van uien vergelijkbaar met die van tarwe en de emissie van poot- en zetmeelaardappelen zelfs iets lager dan die van tarwe. De plantaardig eiwitgewassen scoren wel weer heel goed als rustgewas, omdat ze stikstof uit de lucht kunnen binden. Daarnaast weten we dat de stikstofbehoefte van verschillende rassen van een bepaald gewas behoorlijk kan verschillen, vooral bij aardappelen. Het vervangen van rooigewassen in het bouwplan door rustgewassen kan bedrijfseconomisch flink negatieve gevolgen hebben. Een minder stikstofbehoeftig ras kiezen kan voor de BKG-emissie soms een grotere bijdrage leveren dan verschuiving in het bouwplan.

Minder intensieve grondbewerking

Uit onderzoek van de laatste jaren blijkt dat niet-kerende of minder intensieve grondbewerking minder aan de beperking van BKG-emissie bijdraagt dan oorspronkelijk gedacht. Wel blijkt dat er met minder intensieve grondbewerking meer organische stof in de bovenlaag van de bouwvoor blijft. En dit maakt de bodem wel robuuster tegen extremere weersomstandigheden.

Conclusie

De doelstelling uit het Klimaatakkoord om in 2030 de BKG-emissie met 50% gereduceerd te hebben en in 2050 vrijwel klimaatneutraal te zijn, zal voor de akkerbouw niet gemakkelijk zijn. De doelstelling voor de landbouw om vanaf 2030 nog 0,5 Mton CO2 extra vast te leggen, komt daar nog bovenop. Dat moet in theorie kunnen, zeggen vele deskundigen, maar uit bovenstaande blijkt dat dan wel met alle aspecten rekening gehouden moet worden, omdat anders vooruitgang op het ene thema achteruitgang op het andere thema kan betekenen. Daarom heeft de NAV besloten om in 2024 met alle betrokken themawerkgroepen (duurzaamheid, mineralen, klimaat en gewasbescherming) een integrale aanpak van de verduurzaming van de akkerbouw op te stellen, gebaseerd op onze toekomstvisie uit 2020. Met kringlooplandbouw met minimale emissies naar bodem, lucht en water kunnen de doelstellingen voor klimaat, biodiversiteit en de KRW worden gehaald en wordt hergebruik van grondstoffen gestimuleerd. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de voedselzekerheid en het boereninkomen geborgd moeten zijn!