Inleiding

Het verdienvermogen van de Nederlandse landbouw staat ernstig onder druk, vanwege het beleid om de impact van de landbouw op klimaat, milieu en natuur te beperken. Minister Adema van LNV wil met alle stakeholders in de voedsel- en landbouwketen in een Landbouwakkoord langjarige afspraken maken om aan al deze uitdagingen het hoofd te bieden en daarnaast het perspectief van boeren en tuinders op een eerlijk inkomen veilig stellen.

De NAV wil hier graag aan mee werken door met voorstellen voor dit Landbouwakkoord te komen. Het uitgangspunt voor de NAV is dat Nederland geen eiland is, maar deel uit maakt van de interne markt van de EU en door de uitwerking van de vrijhandelsverdragen ook rekening moet houden met de markt buiten de EU. Dus maatregelen om de Nederlandse landbouw verder te verduurzamen en het perspectief voor boeren op een eerlijk inkomen kunnen nooit alleen in Nederland geregeld worden. Daarvoor zal altijd een Europees beleid nodig zijn. Hieronder schetsen we in grote lijnen welke aanpassingen in het Nederlandse en Europese beleid nodig zijn om een langjarig en gedragen Landbouwakkoord mogelijk te maken.

 

Randvoorwaarden voor perspectief voor de agrarische sector

Om verschillende redenen acht de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) de tijd weer rijp voor voorstellen voor een fatsoenlijk markt- en prijsbeleid voor akkerbouwproducten. Ons voorstel voor markt- en prijsbeleid richt zich vooral op de bulk producten en dan met name de bewaarbare, ‘stapelbare’ producten: granen, olie- en eiwithoudende zaden, suiker, melkpoeder. Stabiele prijzen voor deze producten vormen dan een voldoende stevige bodem onder de gehele landbouwproductie. Daarnaast kan een effectief markt- en prijsbeleid ook voor andere dan de stapelbare producten noodzakelijk zijn. En verder is er voor alle producten een gelijk speelveld nodig binnen en buiten Europa, ook wat betreft productiemethode. Voor het verdienvermogen van boeren moeten substantiële eco-regelingen (vergoeding voor groene en blauwe diensten) met langjarige contracten worden ingevoerd, veel langer dan de huidige GLB-periode van max. 6 jaar. En dit is zeker van het grootste belang voor het verdienvermogen van extensiverende boeren.

Noodzaak wijziging landbouwbeleid steeds duidelijker

Markt- en prijsbeleid, ingrijpen in de markt krijgt recent nieuwe aandacht. Dat blijkt onder meer uit het feit, dat er breder erkenning is dat het huidige beleid de verduurzaming in Europa remt en dat in veel recente voorstellen voor boerenperspectief en in aanloop naar een Landbouwakkoord steun lijkt voor het idee dat de overheid weer meer de rol van marktmeester op zou moeten pakken. Op Europees niveau is er inmiddels een politieke meerderheid vóór een CO2-heffing op import. Anders zouden producten, die in de EU te maken krijgen met steeds hogere CO2-heffingen van de markt gedrukt worden door producten afkomstig uit landen waar er geen sprake is van dergelijke heffingen. Dit geldt ook voor voedselproductie: omdat de huidige vrijhandelsverdragen het onmogelijk maken eisen aan de productiewijze van importproducten te stellen, kunnen minder duurzaam geproduceerde importproducten de duurzamere Nederlandse/EU producten verdringen. Er is een fundamentele wijziging van dit beleid noodzakelijk. Als er een meerderheid voor een CO2-heffing is, is er vast ook een meerderheid te vinden voor een heffing op de import van landbouwproducten om de verduurzamende Europese landbouw te beschermen. En dan geldt nog altijd het argument, dat landbouwmarkten op zichzelf te instabiel zijn om aan de vrije markt over te laten. Ook dat argument heeft de afgelopen tijd aan overtuigingskracht gewonnen, gelet op het verloop van de markten. De, overigens al voor de Russische inval in Oekraïne ingezette, prijsstijgingen spelen een algemeen erkende rol bij de stijging van de inflatie en zeker bij de verslechtering van de voedselzekerheid in de wereld. Tegelijkertijd zijn we er van overtuigd (dat is althans in de geschiedenis nooit anders geweest), dat, bij een hopelijk spoedig einde van de miserie in Oekraïne en dus een herstel van de graanteelt en -export, er na de prijspiek van nu een dal zal volgen wat lang en diep kan zijn. Nu schijnt op de akkerbouwmarkt de zon nog. Laten we vóór het weer regent het dak repareren.

Rond de besprekingen over boerenperspectief en in de aanloop naar een Landbouwakkoord circuleren diverse voorstellen om een verdere verduurzaming van de Nederlandse landbouw financieel mogelijk te maken. Die klinken allemaal sympathiek, maar zullen volgens de NAV volstrekt onvoldoende effect hebben. Zo is er het idee van een bijmengplicht. Die moet gelden voor de verwerkende industrie en de retail. Duurzamer geteelde producten zouden daardoor meer op moeten brengen. Maar belangrijke akkerbouwproducten als uien en (poot)aardappelen vinden hun eindbestemming vooral buiten Nederland. Daarom zal het effect van bijmengen volstrekt onvoldoende zijn om boeren voldoende perspectief te bieden. De NAV is ervan overtuigd dat een fors groter aandeel duurzame of biologische productie niet door de Nederlandse markt/consument betaald gaat worden. Met alleen in Nederland geldende kostprijsverhogende maatregelen/beperkingen prijst de Nederlandse akkerbouw zich uit de markt.

 Hoe geven we een effectief markt- en prijsbeleid in de 21ste eeuw vorm?

In de in 2000 door de NAV uitgegeven brochure ‘WTO en boerenbelang’ (www.nav.nl/overige-publicaties/) staat: ‘De conclusie is dat zonder een (internationaal) systeem van voorraadbeheer en afspraken over productiebeheersing, de vrije wereldmarkt leidt tot onverantwoorde instabiliteit en tot lange periodes van dramatisch lage prijzen.’ Als motivering voor dit standpunt noemt de NAV in de brochure onder meer voedselzekerheid. ‘De stijging van de landbouwproductie uit het verleden was gebaseerd op het aanboren van reserves: meer land en meer water. Die reserves zijn eindig. Mogelijk dat nieuwe technieken nieuwe bronnen aanboren, maar of dat even gemakkelijk gaat als in het verleden, is de vraag. Het aanbod zou in de 21ste eeuw wel eens meer moeite kunnen krijgen om de vraag bij te benen. Om dat risico te vermijden zijn investeringen nodig in onderzoek, infrastructuur, nieuwe technieken, nieuwe gewassen, scholing en andere zaken met een lange rijpingstijd voor dat ze iets opleveren. Het gevaar van liberalisatie is dat die investeringen nu achterwege blijven -er wordt immers weinig verdiend in de landbouw- waardoor de schaarste in de toekomst wel eens erger kan zijn dan nodig is. Rijke landen zouden er goed aan doen zich hiertegen te verzekeren. Uit het oogpunt van voedselzekerheid is bescherming van de landbouw nodig.’

Anders gezegd: hadden we de afgelopen tijd geen zogenaamde vrije wereldhandel gehad maar een beleid met volume- en prijsafspraken en strategische voorraden dan zou de landbouw elders in de wereld zich beter hebben kunnen ontwikkelen. De huidige schok had dan veel makkelijker opgevangen kunnen worden. Ook zo beschouwd is dit een uitgelezen moment om onze standpunten nieuwe aandacht te geven.

Wat moet er dan nu wel gebeuren? We geven hier een grove schets; een nadere uitwerking zal natuurlijk nodig zijn. Uiteindelijk moet er à la de Veiligheidsraad een Landbouw- en Voedselraad van de VN komen(1). Die krijgt als taak en bevoegdheid onder meer:

–     Het vaststellen van een prijsband voor de belangrijkste producten;

–     De benodigde strategische voorraden van de deelnemende landen bepalen;

–     De exportquota van de belangrijkste producten regelen plus de spelregels over hoe onderlinge handel/uitruil van quota te regelen om zo verstarring te vermijden.

Kort gezegd: de oude internationale goederenovereenkomsten oppoetsen. De Landbouw- en Voedselraad heeft uiteindelijk als hoogste doel om een zo groot mogelijke voedselzekerheid wereldwijd te bewerkstelligen.

Zo’n Landbouw- en Voedselraad is er niet van vandaag op morgen. De EU, in feite de grootste agrarische markt, kan de leiding nemen en het goede voorbeeld geven:

– Kostprijsberekeningen voor de belangrijkste (stapel-)producten, gebaseerd, zoals vroeger, op het gemiddelde van middelgrote, goed geleide bedrijven. Als de marktprijs bijvoorbeeld 5% onder de kostprijs komt vindt er interventie/opkoop plaats, bij +5% gaat er uit de strategische voorraad;

– Als de voorraad te groot wordt, wordt verplichte groene braak ingesteld en/of overgegaan tot meer ethanolproductie of productie van andere niet-voedingsgewassen, bijvoorbeeld voor de biobased economie;

– De EU valt niet terug op exportsubsidies;

– De EU kan dit alleen in de hand houden als er voor de belangrijkste producten importbescherming c.q. heffingen zijn.

De EU-graanexport zal door de hogere prijzen verminderen. De heffingen op import van olie-en eiwithoudende zaden zijn zodanig hoog, dat de oppervlakte van die gewassen in Nederland/de EU zoveel toeneemt, dat het de afname van het graanareaal compenseert.

Voor de Europese suikersector zijn importbescherming en een quotastelsel nodig, zodanig dat consumptie en productie in de EU in evenwicht zijn.

De Europese akkerbouw haalt met het bovenstaande pakket het inkomen uit de markt. De inkomenstoeslag in de vorm van de basispremie per hectare kan dan ook vervallen. Eco-regelingen op vrijwillige basis blijven wel mogelijk(2).

Het bovenstaande, met name het pleiten voor bescherming tegen importen, voelt als protectionisme en dat was een tijdlang niet populair . Met de Europese meerderheid vóór een CO2-heffing en de luidere roep om de overheid als marktmeester bij het verduurzamen van de landbouw lijkt het tij te keren. En zonder bescherming lukt het EU-beleid op het gebied van duurzaamheid en voedselveiligheid niet: de eigen productie wordt dan verdrongen door goedkopere, minder duurzame en minder veilige import. En dit heeft uiteindelijk ook negatieve impact op de voedselzekerheid buiten Europa.

 

 Noten

  • 1. Ideeën over internationale overeenkomsten voor landbouwproducten en andere grondstoffen deden tijdens de crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw opgeld. Motief was om tot meer stabiliteit op de markt te komen en zo de internationale samenwerking te bevorderen. Tegenwoordig komt daar het argument bij dat klimaatverandering tot meer weersextremen en dus tot regionale voedseltekorten leidt. Internationaal beheerde voorraden kunnen dan helpen dergelijke schokken op te vangen.
  • 2. Vanaf het moment dat er een fatsoenlijk markt- en prijsbeleid geldt zal er, om voldoende effect te hebben, een groter budget voor de eco-regelingen nodig zijn. Voor voldoende draagvlak én effectiviteit zijn er meerjarige overeenkomsten tegen geïndexeerde vergoedingen nodig.