Het groeiseizoen 2020 nadert het einde en de weersomslag naar herfst met plaatselijk zelfs wateroverlast heeft toegeslagen. Met name in de kleigebieden kenmerkt 2020 zich door een uitzonderlijk droog voorjaar tot en met de maand juni. Deze droogte ging gepaard met opkomst- en ontwikkelingsproblemen voor alle in het voorjaar gezaaide en geplante gewassen. Middels beregening konden de problemen deels worden opgelost, mits zoet water beschikbaar was. Met name op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden is de hoeveelheid beschikbaar water niet toereikend met grote gevolgen voor de gewasgroei. Voor de teelt van pootaardappelen geldt een integraal verbod op het gebruik van oppervlaktewater; hierdoor zijn ook voor deze teelt de verschillen in stand en opbrengst groot tussen de gebieden waar wel of geen zoet bronwater voor handen is.

De aanvoer vanuit de rivieren is dit jaar nooit onder de kritische grens gekomen. De Maas heeft als minimum 250 m3/s aangevoerd en de Rijn zelfs 1200 m3/s. Van deze hoeveelheid water wordt maximaal 200 m3/s gebruikt voor aanvoer naar zoetwaterbekkens; de overgrote hoeveelheid zoet water die Nederland binnen komt wordt gebruikt voor het op peil houden van scheepsroutes en tegengaan van de verzilting in West-Nederland en de rivierendelta. Sinds het droge jaar 2018 hanteren de waterschappen een flexibel beleid voor de zomerpeilen om voldoende water als buffer op voorraad te houden. Aanvoerproblemen zijn er op de (hogere) zand- en dalgronden van Oost- en Zuid-Nederland. Voor deze regio’s wordt nagedacht over slimme voorzieningen om meer water in de natte winterperiode te kunnen opslaan.

Voor wat betreft beregening is in een rapport van Wageningen UR in samenwerking met het KNMI aangetoond dat verdamping bij beregening op daguren maar 1-3% hoger is dan bij toepassing in de nacht. Dit leidt er toe dat de landbouw in de komende tijd met de waterschappen om de tafel gaat om tot slimme maatregelen te komen op het vlak van de waterverdeling. Immers, het is te kort door de bocht om bij een beperkt aanbod van water voor daguren een verbod in te stellen, want in sommige gevallen zijn er belendings- of planologische restricties voor het geluidsniveau van pompen in de nacht. Ook moeten sommige teelten juist bij een hittegolf op de daguren gekoeld worden.

Onderzoek heeft uitgewezen dat de gehaltes aan nitraat en fosfaat in oppervlaktewater na een droge zomer hoger zijn dan in ‘normale’ jaren, waarbij zelfs de norm van 50 mg nitraat per liter op sommige zandgronden overschreden wordt. De datum van laatste bemesting en inzaai van een vanggewas blijkt hier nauwelijks op van invloed te zijn; onderzocht wordt nog of de harde data uitgesteld kunnen worden (drijfmest zand 31/8 en klei 15/9).