Er is weer het nodige gebeurd op het gebied van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP). De NAV werkt in dit dossier nauw samen met een breed consortium van o.a. LTO, NAJK, BO Akkerbouw en ketenpartijen. We hebben gezamenlijk een maatwerkaanpak ontwikkeld als alternatief voor de generieke plannen van het ministerie, zoals vorige maand uitgelegd in dit blad. We praten u bij over waar we nu staan.

Kamerbrieven

De minister heeft tweemaal een Kamerbrief gestuurd met diverse reacties en meer duidelijkheden, de eerste naar aanleiding van aangenomen moties in een debat op 11 november en de tweede op 26 november. Daarin geeft zij aan hoe zij met de wijzigingsvoorstellen en het maatwerkplan van de sector omgaat.

De belangrijkste wijziging is dat de verplichte rotatie rustgewassen alleen nog geldt voor zand- en lössgronden. Klei wordt dus vrijgesteld, evenals biologische teelt en langjarige teelten (denk aan asperges e.d.). Verplichte inzaai van een vanggewas op 1 oktober zal een uitzondering kennen voor wintergroenten, bloembollen die in het najaar worden gepoot, suikerbieten en mogelijk ook zetmeelaardappelen. De Commissie Deskundigen Meststoffen (CDM) zal daar advies over uitbrengen. De inzaaidatum voor vanggewassen na mais blijft behouden, maar een ‘commissie van wijzen’ kijkt jaarlijks of 1 oktober haalbaar is. Wij dringen aan op een tijdig en niet last-minute besluit. Vanaf 2023 wordt de inzaai van een vanggewas op 100% van het areaal op zand- en lössgronden verplicht. Hiermee vervalt de aanloopperiode. Voor niet-mais gewassen en niet-winterteelten geldt dat inzaai van een vanggewas per 1 oktober gestimuleerd wordt. Bij latere inzaai zal de gebruiksnorm voor het volgende jaar gekort worden (gedifferentieerde gebruiksnorm). Bij inzaai na 1 november (of geen inzaai) geldt de maximale korting. Het vanggewas dient tot minimaal 1 februari te blijven staan. Bij de vaststelling van de definitieve kortingen zal een advies van de CDM worden opgevraagd.

De verruiming van de uitrijdperiode voor vaste mest op zand- en lössgrond met twee weken (van 1 september naar 15 september) wordt helaas niet doorgevoerd. Wel wordt de start van de uitrijdperiode voor strorijke vaste mest vervroegd op zand- en lössgrond met een maand zoals aangegeven in het ontwerp 7e AP. Deze maatregel wordt dus specifiek gericht op strorijke vaste mest op deze grondsoorten.

Als compensatie voor bovenstaande maatregelen – het effect wordt volgens de minister kleiner – wordt de uitrijdperiode voor drijfmest verkort op bouwland. Hier zijn wel uitzonderingen op mogelijk, denk bijvoorbeeld aan graszaad of voor vroege teelten. De najaarsbemesting (alles na 1 augustus) wordt beperkt tot maximaal 60 kg N/ha uit dunne fractie en drijfmest. Dit zou genoeg moeten zijn om groenbemesters en nateelten een startgift te geven en te voorkomen dat ruimte ‘gedumpt’ wordt op één perceel. Het wordt dus nog belangrijker om bemestingsruimte en bemestingsplan beter op elkaar af te stemmen in het bouwplan.

Teeltvrije zones

In het definitieve 7e AP is opgenomen dat de huidige oppervlaktewaterkwaliteit als criterium zal worden meegenomen. Hiermee worden wateren waar de waterkwaliteit al voldoet ontzien wat betreft bredere teeltvrije zones. Aanvullend zal er een stimulans opgenomen worden voor kruidenrijk grasland, door als criterium toe te voegen dat bij grasland een teeltvrije zone van 1 meter i.p.v. 2 meter kan worden gehanteerd indien deze zone uit kruidenrijk grasland bestaat (behalve bij KRW-waterlichamen en ecologisch kwetsbare waterlopen), uiteraard mits de waterkwaliteit voldoet. Verder wordt op de teeltvrije zone beweiding toegestaan. Hiermee worden met name boeren ontzien die nu al actief bezig zijn met kruidenrijke teeltvrije zones vanuit het Agrarische Natuur- en Landschapsbeheer. Afstemming met het GLB-traject is nodig om de criteria voor de bredere teeltvrije zones uit het 7e AP in aanmerking te laten komen voor een uitzondering op de conditionaliteit van 3 meter brede bufferstroken in het nieuwe GLB. Hierover loopt het gesprek nog met de Europese Commissie.
Het aanwijzen van waar de teeltvrije zones het beste effect hebben op de waterkwaliteit wordt later toevertrouwd aan een commissie van deskundigen. Hiermee wordt dus beter gewaarborgd dat niet ieder boerenslootje straks aan weerszijde 6 meter onbeteeld moet blijven.

 Reactie NAV

Over de maatwerkaanpak die we als consortium hebben uitgewerkt blijven we met het ministerie in gesprek. Gekeken wordt of het in de loop van 2022 vastgesteld kan worden. De minister heeft aangegeven er positief tegenover te staan, mits het dezelfde verbetering van de waterkwaliteit tot gevolg heeft.

Gezamenlijk met het consortium hebben we een webinar georganiseerd. Gezien de grote opkomst leeft het onderwerp onder de betrokkenen. U kunt het webinar terugkijken via webinar over 7e ap terugkijken.

Al met al is de NAV gematigd optimistisch over waar we nu staan. Een aantal pijnpunten zijn aangepast. We gaan er van uit dat we in verdere gesprekken met het ministerie onze maatwerkaanpak goed in het 7e AP kunnen krijgen.