Vorige maand schreven we over de toenemende discussie over het ruimtegebruik in Nederland. De NAV pleit voor een langdurig, integraal beleid met behoud van landbouwgrond. Inmiddels is er weer een rapport van een groep experts toegevoegd aan de stapel visies en rapporten, in opdracht van minister Schouten op verzoek van de Tweede Kamer.

Dit rapport, genaamd ‘Kiezen en delen’, pleit voor multifunctioneel gebruik van de grond. Men spreekt over goede en slechte buren: waar landbouw naast ander grondgebruik zoals natuur of bebouwing past (en andersom!) is dat prima, waar dat niet zo is moeten zaken uit elkaar gehaald worden en moeten bodem en water het gebruik bepalen. Wanneer men deze gedachtelijn volgt, komt men uit bij gronden die worden gereserveerd voor (intensieve) landbouw: de meest vruchtbare gronden met goede watervoorziening. Rondom natuurgebieden zou dan meer extensieve landbouw een plaats moeten krijgen. Niet-grondgebonden sectoren zouden naar de drogere zandgronden kunnen worden verplaatst. Voor de akkerbouw zou dit betekenen dat de meeste klei- en andere vruchtbare gronden worden ‘gereserveerd’ voor akkerbouw. Spannend wordt het dan op de hoge zandgronden. Een dergelijke indeling gaat dezelfde kant op als een eerder pleidooi voor een agrozone of de visie van oud-minister Veerman. Nu wordt ook de motie van Boswijk e.a. waar we vorige maand over schreven, die pleit voor een beschermde status voor landbouwgrond, weer actueel.

Het goede van dit rapport is de ruime aandacht voor het (ontbrekende) verdienmodel voor boeren en de toenemende behoefte aan land bij extensivering. Ook wordt sterk gepleit voor langdurige duidelijkheid voor grondbezitters en voor het organiseren van een grondbank. Door de meest vruchtbare grond voor landbouw te reserveren zou de discussie over bijv. datacenters in Flevoland en uitbreiding van de Eemshaven kunnen worden beslecht. Waar wij het niet mee eens zijn is dat het rapport pleit voor uitbreiding van de mogelijkheden van gemeenten en provincies om een ‘recht van eerste koop’ op grond te leggen. Dit geeft immers voor de betreffende eigenaar vaak een prijsdaling zonder een mogelijkheid van bezwaar.

Als conclusie kunnen we stellen dat ook dit rapport wijst in dezelfde richting als alles wat we vorige maand hebben genoemd: langdurig beleid, centrale regie op de ruimtelijke ordening, behoud van vruchtbare grond voor landbouw, met intensieve landbouw in delen van het land en meer extensief in de omgeving van natuurgebieden.

Onzin over export

Tegenstanders van behoud van grond voor de landbouw wijzen vaak op de grote export van landbouwproducten, maar wij noemen het de ‘exportfabel’: Nederland is de tweede exporteur van landbouwproducten ter wereld (is waar) dus we produceren vooral voor het buitenland en dat kan best wat minder (is niet waar!). Wij Nederlanders hebben met ons voedingspatroon gezamenlijk 3.3 miljoen ha landbouwgrond nodig. Dat is bijna twee keer zo veel als er in Nederland beschikbaar is. Netto zijn wij een importland wat voedsel betreft. Wij exporteren vooral wat hier goed geteeld kan worden en elders niet en importeren wat wij niet kunnen produceren of waar wij geen ruimte voor hebben. Het is dus niet zo dat wij te veel voedsel produceren in Nederland. Dat is een beeld wat vooral gecreëerd wordt om landbouwgrond te kunnen gebruiken voor iets anders!

De hierboven genoemde cijfers komen uit de landvoetafdruk, die regelmatig wordt berekend door een samenwerking van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het RIVM en de WUR en wordt gepubliceerd onder de noemer Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Alle gegevens zijn te vinden op www.clo.nl. Het CLO laat zien dat het benodigde areaal voor voedsel voor Nederlanders is afgenomen van 3.9 miljoen ha in 1990 naar 3.3 miljoen ha in 2017. Men stelt: ‘Ondanks een bevolkingsgroei van bijna 15% sinds 1990 is het ruimtebeslag voor voeding dus afgenomen. Dit komt vooral door toegenomen opbrengsten in de landbouw.’ Naast de exportfabel is dit laatste ook belangrijk: intensieve landbouw geeft een kleinere landvoetafdruk, waardoor Nederlanders ondanks hun hoge consumptie toch een kleine landvoetafdruk hebben vergeleken met Noord- en Zuid-Amerikanen.

Conclusie

Als conclusie stelt de NAV dat het goed is dat er een vorm van bescherming van landbouwgronden komt, omdat wij deze hard nodig hebben voor onze voedselzekerheid. Dus: gebruik de export niet meer als excuus voor het afpakken van landbouwgrond. Voedselproductie is essentieel. In een tijd dat we mondkapjes weer zelf gaan produceren en de EU praat over eigen productie van zonnepanelen ‘zodat je weet hoe ze gemaakt worden’, is het absurd om juist de voedselproductie te verminderen. En hierbij geldt bovendien, dat als de landbouwgronden eenmaal zijn volgebouwd met nieuwe steden en datacenters, het definitief te laat is om ons te realiseren dat we meer eigen voedsel zouden moeten produceren.