Op 8 september heeft minister Schouten een Kamerbrief gepubliceerd over de eerste resultaten van de herbezinning op het mestbeleid en een ‘quickscan’ van diverse denkrichtingen door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). We vatten een en ander hier voor u samen.

Herbezinning mestbeleid

De herbezinning op het mestbeleid is eind 2017 aangekondigd, met als reden dat de huidige regelgeving te complex is, dat de waterkwaliteit weliswaar sterk verbeterd is maar met name in zand- en lössgebieden nog niet aan de normen voldoet en dat het huidige systeem fraudegevoelig is. De herbezinning heeft plaatsgevonden o.a. door bijeenkomsten met boeren waar ook de NAV aan heeft deelgenomen. Sinds mei 2019 is er niets meer vernomen en nu komt het ministerie met een duidelijk drie sporenbeleid:

  1. 1. Grondgebondenheid: een volledig grondgebonden melkveehouderij en rundvleesveehouderij. Bedrijven uit andere veehouderijen kunnen kiezen tussen een grondgebonden bedrijfsvoering of het afvoeren van alle mest die zij produceren;
  2. 2. Afvoer en verwerking van mest: meer transparantie in meststromen en verwerking van alle mest van niet-grondgebonden bedrijven tot hoogwaardige mestproducten;
  3. 3. Gebiedsgerichte aanpak waterkwaliteit: in gebieden waar de (grond- en oppervlakte-) waterkwaliteit structureel achterblijft kan worden ingegrepen. Dit varieert van werken aan meer bewustwording en kennisvergroting tot, in het uiterste geval, beperkingen voor het telen van uitspoelingsgevoelige gewassen, zoals maïs, prei en aardappels.

Grondgebondenheid kan worden bereikt door samenwerking binnen de regio met akkerbouwers, maar ook door bijkopen van land door veehouders. Bedrijven met varkens of kippen die niet 100% grondgebonden zijn moeten dus alles afvoeren naar mestverwerking en dan voor hun grond weer mestproducten terugkopen.

Reactie NAV

De NAV vindt het goed dat de huidige te complexe regelgeving tegen het licht wordt gehouden. Maar in de tussentijd liggen er wel weer nieuwe voorstellen voor nog meer regels, zoals het idiote plan om drempels in ruggenteelten te verplichten. De NAV vindt wel dat er veel meer moet worden gemeten waar eventuele vervuilingen in het water vandaan komen. Er wordt nu veel aan de landbouw toegeschreven wat daar misschien niet hoort. Meer meten dus bij riooloverstorten, industrie en natuurgebieden. We schreven hier al vaak over.

Belangrijkste punt van de NAV is: de hele herbezinning ziet mest alleen als vervuiling en iedereen in de keten als potentiële fraudeurs, en daar wordt op gestuurd. Zeker in de quickscan wordt nergens gekeken naar hoe de nieuwe lijn uitpakt voor de groei van gewassen. Het lijkt er in onze ogen op dat het ministerie via deze herbezinning het ‘probleem mest’ wil aanpakken en de kringloopgedachte daarbij helemaal loslaat. Weliswaar stelt Schouten dat kringloop een criterium is, maar de uitwerking werkt juist de kringloopgedachte tegen. Per punt onze reactie:

  1. 1. De minister geeft aan de toekomst van de veehouderij grondgebonden te zien. Dit is inderdaad niet nieuw. De NAV begrijpt de duidelijke begrenzing van de veestapel in de vorm van grond. Het beeld dat ieder akkerbouwbedrijf met een veehouder in de buurt afspraken kan maken over afzet van mest en terugnemen van bijvoorbeeld stro en granen is met dit beleid en in dit kleine land met grote regionale verschillen een illusie. Er zijn regio’s met een grote veedichtheid en er zijn regio’s met een groot aandeel bouwland. Door de jaren heen is daarom een goed werkend netwerk van intermediairs en strategisch opgezette opslagputten opgezet over heel Nederland. Het gebruik van mest is pas duurzaam als het op het juiste tijdstip op de goede manier onder de goede omstandigheden toegepast kan worden. Loonwerkers hebben een groot en daadkrachtig machinepark hiervoor opgebouwd. Plannen van ophalen en uitrijden van mest is een precies en tijdrovend werk. Hierdoor is een uiterst efficiënt drijfmest systeem ontstaan de afgelopen jaren. Continu is geïnvesteerd in betere technieken en gps-volgsystemen. Bij de gedachte van kringlooplandbouw zullen boeren onderling meer zelf uit moeten gaan rijden. Hierdoor zal er voor de keurende instanties veel meer werk komen om te controleren. De enige mogelijkheid die de minister dan heeft is de regelgeving fors, zeer fors versoepelen. Nu kan een intermediair kuubs die niet meer op het ene bedrijf geplaatst kunnen worden meenemen en opschuiven naar het volgende bedrijf. En bovendien: wat als je als akkerbouwer mest van verschillende melkveehouders afneemt? Wat zijn dan de verschillen in gehaltes? Hoe weet je zeker dat het op het juiste moment beschikbaar is? Wat doe je als de melkveehouder het toch voor een groter deel zelf kwijt kan?
  2. 2. De verwerking van 100% van de mest op niet-grondgebonden bedrijven lijkt erg hoog gegrepen. Het vergt forse veranderingen en investeringen. De minister geeft wel aan hier de nodige tijd en middelen voor nodig te hebben. Maar hoe duurzaam is het als je bijvoorbeeld als varkenshouder eerst alles moet afvoeren en dan voor de grond die je hebt verwerkte producten moet terugkopen? Om nog maar niet te spreken over de faciliteiten voor mestverwerking. Waar moeten die komen?
  3. 3. Op de zand – en lössgronden is inderdaad nog verbetering te behalen. De NAV pleit voor betere mogelijkheden tot aanvoer van organische stof, rijenbemesting en nieuwe technieken om mest beter op te laten nemen door de plant. Teeltbeperkingen zijn forse ingrepen en deze dienen zo lang mogelijk uitgesteld te worden! Mocht de minister over willen gaan tot indringende maatregelen op bovengenoemde gronden, dan is de NAV van mening dat op gronden waar wel aan de waterkwaliteit voldaan wordt juist méér ruimte moet komen voor organische mest. Het gebruik van precisie- en rijenbemesting juicht de NAV toe maar wel vanuit de ondernemers zelf en niet vanuit van bovenaf opgelegde dure maatregelen. De investeringen zijn fors en het resultaat ervan is nog lang niet overal duidelijk en positief. Innovatie moet vanuit de sector zelf komen en daar kunnen subsidies een bijdrage aan leveren.

Vereenvoudigen van de regels kan alleen als de waterkwaliteit gewaarborgd blijft. Prima dat de minister dit signaal afgeeft. Waar de waterkwaliteit dan wel ruimschoots voldoet zal de minister ook ruimte moeten geven.

Conclusie

De NAV vindt dat er veel te weinig rekening is gehouden met hoe de optimale bemesting van akkerbouwgewassen kan worden bereikt. Mest is alleen gezien als probleem en niet als plantenvoeding. Optimale bemesting van gewassen moet een groter belang krijgen in de uitwerking. Bovendien dreigt er een slag om grond als melk- en rundvleesveehouders 100% grondgebonden moeten worden. Net als bij de uitwerking van de klimaatscenario’s (zie dit blad mei 2020) dreigt de akkerbouw te worden geofferd aan de belangen van de veehouderij. Tegelijkertijd wil het ministerie meer kringlooplandbouw en meer consumptie van plantaardige eiwitten en minder van dierlijke producten. Dit wordt met de huidige contouren niet bereikt.