Onlangs is door de minister van Infrastructuur en Waterstaat de Agenda 2050 voor het Waddengebied, van Den Helder tot en met de Dollard gepresenteerd. De kern van dit raamplan vormt een duurzamere ontwikkeling van het Waddengebied, echter vooral vanuit het oogpunt van natuurontwikkeling. Eén van de hoofddoelstellingen is om tot een minder ‘harde’ grens tussen het zoute zeewater en het zoete binnendijkse land te komen. Voorgestelde maatregelen zijn het creëren van brakke zones door middel van intrek van zout water, binnendijkse slib-invang en binnendijkse kleiwinning ten behoeve van het versterkingsprogramma voor de zeedijk. Tevens is een onderdeel van de plannen om het zoetwaterbekken Lauwersmeer tot brak om te vormen.

De landbouw voelt zich in deze plannenmakerij geschoffeerd; we moeten er alles aan doen om onze vruchtbare akkerbouwgebieden kwalitatief op peil te houden door juist verzilting te voorkómen en te beperken in plaats van dat moedwillig te creëren! Daar waar verzilting toch plaatsvindt werken we natuurlijk mee aan plannen voor aanpassing van onze gewassen door te zoeken naar rassen en gewassen met een hogere zouttolerantie. Maar duidelijk is en blijft dat landbouwgrond onder zoute omstandigheden een lager productievermogen heeft dan de normale gronden. Bovendien kunnen we echt niet leven van zouttolerante gewassen als zeekraal en lamsoor. Derhalve heeft de NAV in haar bezwaar vier rode lijnen getrokken: a. geen uitbreiding van de Wadden binnendijks en handhaving van de begrenzing van Natura2000 en het Werelderfgoedgebied; b. geen ontpoldering; c. geen brakke zones door zoet/zout overgang en d. geen binnendijkse kleiputten die leiden tot zoute kwel.