Wageningen Universiteit en Research (WUR) publiceerde 17 april een rapport met de titel ‘Scenariostudie perspectief voor ontwikkelrichtingen Nederlandse landbouw in 2050’. Het doel was om scenario´s te ontwikkelen die inzicht geven hoe aan de gewenste reductie van broeikasgasemissie in 2050 door de landbouw kan worden voldaan. De Brancheorganisatie Akkerbouw, die namens de akkerbouw deel heeft genomen aan de Klimaattafels, reageerde met een kritisch persbericht. Wat blijkt namelijk: in alle scenario’s die de WUR heeft doorgerekend, zal het akkerbouwareaal fors inkrimpen, in twee scenario’s meer dan de veehouderij. Hieronder zetten we de zaken op een rijtje.

Wat en hoe?

De onderzoekers hebben milieudoelen leidend laten zijn bij hun keuzes, niet het beleid. Daarbij is meegenomen dat de melkveehouderij grondgebonden wordt. Als milieudoelen zijn gesteld de uitstoot van broeikasgassen (BKG), stikstof (N) en fosfor (P). Ook het sluiten van de kringlopen is meegenomen. Fijnstof en andere vervuilingen zijn buiten beschouwing gelaten. Het halen van de doelen kan worden gezien op Europees niveau (‘voorgenomen’) en strikt binnen Nederland (‘strikter’).

De gekozen scenario’s zijn gedreven door ofwel optimalisatie van de productie (‘Productie gedreven’), ofwel van natuurinclusiviteit (‘Natuurinclusief (NIL) gedreven’) en dan voor beide milieudoelen ‘voorgenomen’ en ‘strikter’. Zelf zeggen de onderzoekers geen realistische scenario’s te hebben ontwikkeld die richting een gewenste toekomst wijzen, maar alleen te hebben doorgerekend wat deze extreme scenario’s zouden betekenen voor de Nederlandse landbouw in 2050. Het doorrekenen heeft geresulteerd in uitkomsten wat betreft uitstoot, maar geeft ook inzicht in de economische gevolgen en de gevolgen voor de totale productie.

Er is een ‘Referentie2050’ scenario opgesteld, waarbij is uitgegaan van de huidige trends maar met strengere milieueisen, met 30% opbrengstverhoging (1% per jaar voor aardappelen en suikerbieten, 0,65% per jaar voor graan) voor de akkerbouw met de huidige bemestingsruimte. Dat kan alleen als er andere rassen met hogere benutting van N en P worden ontwikkeld en meer precisiebemesting wordt toegepast. Er wordt in dit scenario ook uitgegaan van 25% toename van vollegrondsgroenteteelt inclusief uien en afname van aardappelen, suikerbieten en graan. Voor het doorrekenen van alle scenario’s is een beleidsoptimalisatietool gebruikt, waarbij met verschillende bestaande nationale en internationale modellen is berekend hoe de scenario’s uitpakken. Opmerkelijk is hierbij, dat bij de gestelde doelen en randvoorwaarden niets is opgenomen over gewenste voedselproductie, maar alleen is gekeken naar maximale economische omvang van de landbouw.  Zaken als verdienvermogen en dierenwelzijn zijn alleen kwalitatief beschreven, er zijn voor deze aspecten geen getallen berekend.

Scenario’s

Wat houden de scenario’s in:

‘Referentie 2050’: uitgaand van de huidige trends daalt het areaal met 0,3% per jaar, dat zou betekenen 200.000 ha minder voor landbouw in zijn geheel in 2050.

‘Productiegedreven voorgenomen’: voortzetting van huidige situatie, maar met strengere milieueisen. Dit leidt tot nauwelijks krimp van de veestapel, maar door eis van grondgebondenheid voor melkveehouderij komt er meer gras en minder akkerbouwland.

‘NIL voorgenomen’: lagere opbrengsten, meer biodiversiteit, beperkte krimp veestapel, meer gras en minder mais, minder akkerbouw.

‘Productiegedreven strikter’: maximale emissiereductie door dichte stallen en nitrificatieremmers. Veestapel krimpt met 20%, er komt minder akkerbouw maar intensiever.

‘NIL gedreven strikter’: veestapel krimpt met 40%, deel gras- en akkerbouwland worden omgezet naar bos.

De gevolgen van deze scenario’s zijn berekend voor stikstof (N) en fosfor (P), zowel emissie als benuttingsefficiëntie. Bij de beide NIL scenario’s neemt de emissie van N minder af dan in de productiviteit gedreven scenario’s door lagere gewasopbrengsten en meer beweiding.

De reden dat bij alle scenario’s de akkerbouw afneemt ten behoeve van melkveehouderij, is dat de melkveehouders meer verdienen en dus de concurrentie met akkerbouwers om grond winnen. Kortom, de akkerbouwers worden weggeconcurreerd door de melkveehouders en het areaal wat nodig is om de uitstoot van de landbouw (voornamelijk veehouderij!) te compenseren door bos te planten, komt bijna geheel uit de akkerbouw. Opmerkelijk gevolg hiervan is, dat de zelfvoorziening van Nederland voor alle akkerbouwgewassen onder de 100% uitkomt, met andere woorden, Nederland moet in deze scenario’s aardappelen gaan importeren.

 Kritiek van de NAV

Er is natuurlijk veel af te dingen op dit rapport. De eerste vraag is waarom de BO Akkerbouw of de NAV niet zijn uitgenodigd voor de begeleidingscommissie. Voor de boeren zat alleen LTO er in. En juist de LTO-voorman voor de akkerbouw levert dan achteraf kritiek, in zijn functie als vicevoorzitter van de BO.

Inhoudelijk is het vreemd, dat alle huidige trends en ontwikkelingen volledig zijn genegeerd. In alle scenario’s blijft import van veevoer noodzakelijk, de gewenste eiwittransitie van consumptie van dierlijk eiwit naar meer consumptie van plantaardig eiwit is volledig buiten beeld en ook het feit dat mestoverschotten blijven bestaan wordt geaccepteerd. Geen enkele aandacht wordt besteed aan de rol die akkerbouw kan spelen in de biobased economie. Maar ook buiten dat wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat de emissie van de akkerbouw veel minder is dan van de veehouderij. Dit staat duidelijk in een tabel in het rapport, maar vervolgens wordt dan niet gekeken naar het effect van krimp van de veestapel en juist toename van de akkerbouw op de milieudoelen. En zoals al genoemd: de gewenste voedselproductie is niet meegenomen als criterium! Dus Nederland, gelegen op de vruchtbare rivierdelta van Europa met een gematigd klimaat en voldoende water, gaat akkerbouwproducten importeren die elders (waar?) worden geproduceerd om de emissie van de veehouderij hier te compenseren. Als het doel van het rapport was, om de concurrentie tussen sectoren aan te wakkeren, dan is dat gelukt. Wat ook gelukt is, is duidelijk te maken welke kant het op gaat als er niets verandert aan het huidige beleid, zoals actieve steun voor de teelt van eiwitgewassen en beloning voor verduurzaming. Maar de NAV zet zich in voor ‘Plantaardig heeft de toekomst’!