Sinds de opheffing door de regering van het toenmalige Productschap Akkerbouw heeft de akkerbouwsector gestreefd naar een vervangend platform. De bestaande teeltverordeningen zoals die gelden voor bijvoorbeeld aardappelziekte zijn ondergebracht in wetgeving, maar om het gat op te vangen voor bedrijfs- en teelt-overschrijdende zaken is in 2014 de Brancheorganisatie Akkerbouw (BO) gevormd als gezamenlijke vereniging van boeren en bedrijfsleven. Boerenorganisaties (LTO en NAV met NAJK als adviseur) vormen de Sectie Teelt en het bedrijfsleven is verenigd in de Sectie Uitgangsmateriaal, Handel en Verwerking (UHV). Gewas-overschrijdend teeltonderzoek is de belangrijkste doelstelling voor de BO Akkerbouw, waarbij samenwerking tussen teelt en bedrijfsleven ervoor zorgt dat er extra financiële middelen beschikbaar komen en dat er een beroep op cofinanciering door de overheid gedaan kan worden. De kosten van het ‘apparaat BO Akkerbouw’ worden gedragen door de contributies van de lid-organisaties.

In 2015 werd de BO Akkerbouw erkend als brancheorganisatie. In 2016 volgde een Verbindend Verklaring voor het opgestelde onderzoeksprogramma. Tot nu toe is voor financiering van het onderzoek voor wat betreft de bijdrage uit de Sectie Teelt een beroep gedaan op gewasgebonden reserves die vanuit het Productschap Akkerbouw ter beschikking van de nieuwe BO zijn gesteld. Deze reserves zijn nu bijna geheel toegewezen aan projecten. Na een lange aanloopperiode is nu ook eindelijk het vervolg geregeld, dat de BO voor het telersgedeelte bij boeren met aardappelen, suikerbieten en granen een verplichte heffing kan opleggen. Voor de eerste maal zal nog in december hiervoor een nota verschijnen voor uitvoering van goedgekeurd onderzoek in 2019. De BO heeft een systeem opgezet, waarbij eerst een boerenpanel de prioriteit aangeeft van de verschillende onderzoekswensen, waarna de Sectie Teelt bepaalt waar en of de middelen daadwerkelijk worden ingezet.

De BO fungeert daarnaast ook als platform waar de verschillende bedrijven uit de keten van de akkerbouw elkaar ontmoeten. Duidelijk is wel dat de BO uitdrukkelijk niet de rol van belangenbehartiger op zich neemt, zoals we dat in de vorige eeuw met het Landbouwschap nog kenden. Wel wordt er samen opgetrokken voor parallelle belangen in de gewasbeschermingsproblematiek met het Actieplan Plantgezondheid en in de klimaatdiscussie, waarbij we middels de BO een gezamenlijke stem hebben aan de ‘klimaattafel’. De inzet van de NAV binnen de BO zal te allen tijde zijn dat ‘de boer zelf de leidsels in handen houdt’, dus zodra er bedrijfsmatige of politieke belangenbehartiging in het spel is, dat middels de eigen belangenorganisatie wordt uitgevoerd.