Op 14 maart kwam naar buiten dat de WUR samen met LTO Nederland een grootschalig onderzoek gaat doen naar de positie van de boer in de keten. Zij doen dat in opdracht van het Ministerie van Landbouw. De Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) is hier al een tijd mee bezig en pleit voor maatregelen om die zwakke positie aan te pakken. De NAV is blij dat inmiddels erkend wordt dat de boer een zwakke (onderhandelings)positie heeft. Na de mening van oud-minister Kamp dat er in de agro-foodketen niets aan de hand is, is dit een hoopgevend geluid.

Dat er een probleem is, bleek ook al uit een eerdere ledenpeiling van de NAV (zie www.nav.nl/thema’s/marktmacht), waarin 72% van de respondenten aangaf dat ze met oneerlijke handelspraktijken te maken hadden gehad. De NAV verwacht, dat het WUR onderzoek deze cijfers in ieder geval wat betreft de akkerbouw zal bevestigen en dus geen verrassingen zal kennen. In een keten met tienduizenden en wereldwijd vaak miljoenen aanbieders en daar tegenover maar een handjevol afnemers zal het niet verrassend zijn dat die aanbieders (de boeren dus) erg zwak in die keten staan. En die boeren maken plannen voor de omvang van hun productie zonder te weten wat hun collega’s doen en dus wat de omvang van de markt zal zijn. Omdat alle boeren hun uiterste best doen, is het aanbod regelmatig groter dan de vraag.

De omvang van de afnemers, zoals de supermarkten en de voedselindustrie, is zo enorm t.o.v. de individuele boer of een groepje samenwerkende boeren, dat de boer nooit in een gelijkwaardige onderhandelingspositie heeft. En wanneer we te maken hebben met een overschotmarkt, wordt de positie voor boeren alleen maar zwakker.

Ook in ‘Europa’ is er aandacht voor de positie van boeren in de keten en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken. Op 8 maart heeft de NAV deelgenomen aan een internationaal symposium ‘Changing the rules of international trade, a necessary condition for facing the challenges of agriculture, food and planet’, georganiseerd door de European Committee of the Regions. Daar werd duidelijk dat de steeds verdergaande liberalisering van de markt de positie van boeren heeft verslechterd. En deze week is er een belangrijke vergadering van de commissie die zich in Europa bezig houdt met wetgeving over dit onderwerp, reden voor SOMO om samen met o.a. de NAV een brief te sturen aan Frans Timmermans om aan te geven dat dit onderwerp ook voor de Nederlandse boeren belangrijk is (zie 2018-03-14 Oproep steun wetgevingsvoorstel Europese Commissie aanpak oneerlijke handelspraktijken).

Een goede regeling om oneerlijke handelspraktijken te voorkomen, met een wettelijke basis en een onafhankelijke toezichthouder, kan de positie van een boer iets versterken. Maar een dergelijke regeling verandert niets aan de aanbodsituatie. En iedere boer weet dat je pas in een meer gelijkwaardige positie komt wanneer onze afnemers twijfelen of er wel genoeg product in de markt is. Want dan is hun doel niet meer om de laagst mogelijke inkoopprijs te realiseren, maar dan moeten ze genoeg volume inkopen om hun klanten te kunnen bedienen. En dat mag dan wat kosten en daarmee heeft de boer een betere prijs. Maar: afspraken maken om het aanbod te reguleren is verboden middels de mededingingswet. Boeren mogen zich organiseren tot 5% (in uitzonderlijke gevallen 10%) van de markt, terwijl zoals iedereen weet afnemers en toeleveranciers van boeren veel grotere marktaandelen hebben. Alleen een coöperatie mag een groter marktaandeel hebben, een producentenorganisatie niet.

Wat de NAV betreft moet het probleem op verschillende fronten tegelijk worden aangepakt: een onafhankelijke autoriteit met bevoegdheid tot het opleggen van boetes bij oneerlijke handelspraktijken en meer ruimte in de mededingingswetgeving voor boeren om zich te organiseren. Daarnaast is het essentieel dat er aan geïmporteerde producten dezelfde eisen aan zowel eindproduct als productiemethode worden gesteld, om te voorkomen dat de Nederlandse/Europese boeren worden weggeconcurreerd. Ook een verbod op verkoop onder kostprijs is wat ons betreft een optie.

De NAV hoopt, dat het onderzoek van de WUR meer zal zijn dan alleen een inventarisatie van de situatie d.m.v. enquêtes en dat men met goede aanbevelingen komt om de positie van de boer te versterken. En daarbij wil de NAV met alle plezier helpen het Ministerie van adviezen te voorzien om dit probleem nu eens echt aan te pakken.