Nadat alle 192 landen het Parijse klimaatakkoord hebben ondertekend, komt het nu aan op de uitvoering. De NAV-werkgroep Klimaat liet zich recentelijk bijpraten door Jan Peter Lesschen van Alterra, over de mogelijkheden van opvang en uitstoot van koolstof in de bodem.

Landbouw veroorzaakt wereldwijd circa 15% van de totale broeikasgasuitstoot. In Nederland zijn de veehouderij, de oxidatie van het veengebied en de uitstoot van CO2 in de glastuinbouw grote bronnen. Juist de plantaardige sectoren hebben een veel geringere bijdrage. In de afgelopen 20 jaar is er wel een daling geweest van die uitstoot; vooral door de strengere mestwetgeving heeft er een reductie van de lachgasemissie plaatsgevonden. De EU heeft zich als doel gesteld om in 2030 40% reductie te realiseren van de broeikasgasuitstoot t.o.v. 2005. Voor Nederland is die doelstelling 36%. De hoeveelheid in de bodem opgeslagen koolstof is een belangrijke factor bij emissiereductie, want bodems bevatten wereldwijd tweemaal zoveel koolstof als in de vegetatie en de atmosfeer aanwezig is. Kleine verhogingen in bodemopslag kunnen daarom veel CO2 vastleggen. Er is nu een Frans initiatief om jaarlijks vier promille organische stof vast te leggen in de bodem. Dit zou betekenen 25% meer aanvoer van effectieve organische stof, met positieve effecten op plantengroei, biodiversiteit en waterbuffering. Juist onderdosering organische stof is de grootste boosdoener in de hele klimaattransitie. De regelgeving houdt de logische oplossingen tegen en daarom heeft de NAV ook het Manifest Organische Stof medeondertekend. Voor Nederland blijft emissiereductie een moeilijk verhaal als je kijkt naar het intensieve bouwplan, de veestapel en de aanwezigheid van veel oxiderend veen. Tot nu toe wordt dit deel van de broeikasgasbalans niet meegenomen in het Nederlandse rekenmodel.

Oplossingen

Voor de Nederlandse landbouw liggen de mogelijkheden om zoveel mogelijk koolstof in de bodem vast te leggen in gewasresten op het land achterlaten, zoveel mogelijk organische stof uit dierlijke mest te benutten, peilverhoging in veenweidegebieden, meer maaivruchten in het vruchtwisselingsschema, veel vanggewassen te telen, de grondbewerking zoveel mogelijk te beperken en geen grasland te scheuren. Ook verhogen van de fosfaatnorm geeft extra mogelijkheid voor organische bemesting en vastleggen CO2. Het meten van de verandering van koolstofopslag in de bodem lijkt een lange, kostbare en moeilijke methode. De koolstof- of organische stofbalansmethode lijkt praktischer.

De NAV realiseert zich dat iedere sector, dus ook de akkerbouw aan de slag moet om te kijken welke bijdrage wij als sector kunnen leveren. Een tool om de huidige situatie van CO2-uitstoot en -opvang in beeld te krijgen op het individuele akkerbouwbedrijf is een mooie manier om ieders uitgangssituatie te bepalen. Het CLM heeft al een klimaatlat (www.klimaatlat.nl), maar de NAV spant zich in om een andere praktische en internationaal erkende tool voor akkerbouwers in het Nederlands beschikbaar te krijgen. De akkerbouwsector moet wel beslagen ten ijs komen van wat wel en niet haalbaar is als de piketpalen in Nederland geslagen worden voor de klimaatbijdrage. De inleiding van Jan Peter Lesschen is in te zien op deze website onder het thema Klimaat. Eigenlijk zou heel Nederland het oplossend vermogen van de akkerbouw en landbouw moeten leren kennen.