De NAV heeft als missie, dat boeren kostendekkende prijzen voor hun producten krijgen, dus een redelijk inkomen uit de markt kunnen verkrijgen. Het huidige landbouwbeleid van liberaliseren en globaliseren maakt dit streven vrijwel onmogelijk, daarom besteedt de NAV veel tijd en energie aan het lobbyen voor een ander landbouwbeleid.

Er is inmiddels bij de Nederlandse en Europese politiek iets meer oog voor de zwakke positie van de primaire producent in de agrarische markten. Het nieuwe GLB zou boeren meer ruimte bieden om hun positie te versterken. Producenten Organisaties (PO’s) zouden in het mededingingsrecht meer mogelijkheden krijgen.

Mogelijkheden PO’s
De NAV pleit al langer voor meer mogelijkheden voor PO’s in het mededingingsrecht. Een PO kan voor boeren een mooie manier van samenwerken zijn, die minder bindend en knellend is dan bijvoorbeeld een coöperatie. De NAV heeft de definitieve teksten uit Brussel grondig bestudeerd. Een PO mag in het nieuwe GLB voor de teelt van granen en sommige eiwitgewassen voor een aandeel van max. 15% van de nationale productie afspraken maken over bijvoorbeeld de verkoopprijs. Maar voor een wereldmarktproduct als graan heb je met 15% van de Nederlandse productie geen enkele invloed in de markt en kun je de positie van de teler niet versterken. Andere gewassen worden in het nieuwe GLB niet genoemd en daarvoor blijft de maximale omvang voor afspraken over volume en prijs dus bij de huidige 5 of 10%. Als dit dan alles is om de positie van de primaire producent te versterken, is dat uitermate teleurstellend. De NAV is van mening dat aanbodbeheersing de beste manier is om vat te krijgen op de prijzen in de markt en daarvoor moet een PO ook een aanmerkelijk deel van de markt kunnen bundelen. Ervaringen van onze collega aardappeltelers van de UPGA in de VS leren dat je dan minimaal 50% van de markt moet hebben. De huidige voorstellen in het GLB bieden dus geen enkel soelaas. De NAV heeft deze zienswijze ook ingediend bij de consultatie mededinging.

Angst en kansen
Uit de teksten valt op dat men erg bang is dat de producent teveel marktmacht gaat krijgen en dat dit tot prijsverhogingen voor de consument zal leiden. De kans dat de andere schakels in de keten een deel van hun marge afstaan ten gunste van de boeren is nihil. Een kleine prijsverhoging voor de consument lijkt dus te verwachten en kan voor boeren al het verschil tussen verliesgevend en kostendekkend zijn. En de maatschappij krijgt er voedselzekerheid voor terug. Want de beste garantie hiervoor is de producent een faire prijs betalen.

Voor boeren die iets aan hun zwakke positie willen doen staat er maar één weg open en dat is het oprichten van een coöperatie. Een coöperatie wordt in het mededingingsrecht als een bedrijf gezien en biedt alle mogelijkheden voor het beheersen van het aanbod. Hoewel deze vorm van samenwerking voor moderne boeren vaak als te knellend wordt beschouwd, levert een beter renderend bedrijf een grotere financiële onafhankelijkheid op. Aan de ondernemer de keus wat het zwaarst weegt.

NAV, 6 juni 2015