In 2011 heeft een meerderheid van de Tweede Kamer de wens uitgesproken tot opheffing van de productschappen. Tijdens de formatie van het kabinet Rutte/Asscher is de wens van de Kamer overgenomen waarna het proces van ontmanteling van de productschappen in gang is gezet. Deze week is de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om zo snel mogelijk te komen met een blauwdruk die ruime invulling geeft aan de Europese voorwaarden voor producenten- en inter-brancheorganisaties. De motie beschouwen we als een waardevolle bijdrage om de problemen die zich aandienen op te lossen. Echter de ervaringen en inzichten opgedaan in het traject naar opheffing zijn voor de Nederlandse Akkerbouw Vakbond aanleiding u op te roepen tot een herbezinning op de opheffing van de productschappen en op basis van de huidige inzichten opnieuw te overwegen of opheffing wel gewenst is. Concreet geven we u in overweging in plaats van toe te werken naar een opheffingswet te koersen op een Wijzigingswet ‘Wet op publieke bedrijfsorganisaties’.

Ervaringen traject opheffing productschappen
In de aanloop naar de feitelijke opheffing van de productschappen worden een aantal dingen duidelijk:

a)      De opheffing heeft veel meer/grotere implicaties dan destijds is voorzien. De overheid blijkt bijvoorbeeld niet in staat op de aangekondigde datum van 01-01-2014 de teeltverordeningen plantgezondheid over te nemen;

b)      Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid is gericht op versterking van de primaire sector, dit terwijl in Nederland door de opheffing van de productschappen de positie van boeren en tuinders juist (ongewenst) wordt verzwakt;

c)       Kabinet en Parlement zetten (terecht) in op minder overheid. De opheffing van de productschappen leidt echter juist tot meer overheid, onder meer doordat de overheid de regelgeving plant- en diergezondheid zoals die tot nu toe door de productschappen werden uitgevoerd, overneemt;

d)      De opheffing van de productschappen en de overname van taken door de overheid is naar verwachting duurder dan de uitvoering van deze activiteiten door de productschappen. Dit brengt voor zowel overheid als boeren en tuinders extra kosten met zich mee. Dat is slecht voor de nationale economie maar ook voor de Nederlandse concurrentiepositie;

e)      In de verordeningen van de productschappen werd succesvol gewerkt met het tuchtrecht bij overtredingen. Overtreders van regelingen werden op deze wijze ‘gestraft’. Indien de overheid de regelingen overneemt zullen overtredingen vallen onder het strafrecht. Dit zal ongetwijfeld het draagvlak van de zo noodzakelijke plantgezondheidsregelingen aantasten;

f)       In het kader van het nieuwe GLB kijken andere landen naar de Nederlandse productschappen als voorbeeld van de samenwerking in de agri- en foodsector. Zij zijn bezig met het opzetten van vergelijkbare organisatievormen en zien dit als invulling van de voorstellen in het nieuwe EU-landbouwbeleid;

g)      Vrijwel alle sectoren in de agri- en foodsector zijn momenteel bezig met de vorming van producenten- en (inter)brancheorganisaties om de gevolgen van de opheffing van de productschappen op te vangen. De achtergrond is heel simpel: de kleinschalige land- en tuinbouwbedrijven zijn individueel niet in staat onderzoek, innovatie en dergelijke uit te voeren of te financieren. Alleen collectief zijn we in staat de akkerbouw vooruit te helpen. Voor nagenoeg alle andere sectoren geldt hetzelfde;

h)      Het opheffen van de productschappen en het opzetten van producenten- en brancheorganisaties kost zowel de overheid als de agrarische sector veel geld, geld dat veel beter besteed zou kunnen worden.

Toets alles, behoudt het goede
Hiervoor hebben we enkele punten aangegeven die ons inziens aanleiding zouden kunnen zijn het voorgenomen besluit tot opheffing van de productschappen te heroverwegen dit onder het motto ‘toets alles, behoudt het goede’. In plaats van de voorgenomen intrekkingswet geven we een Wijzigingswet in overweging die er in ieder geval toe moet leiden dat:

a)      Het aantal taken van de taken productschappen wordt beperkt tot een aantal kerntaken waaronder voor de akkerbouw de teeltverordeningen en collectief onderzoek en innovatie (o.a. plantgezondheid, kwaliteit van producten, voedselveiligheid, bodemvruchtbaarheid, economische en maatschappelijke duurzaamheid, plantenvoeding incl. water en gewasbescherming, milieubelasting minimaliseren, rendement van de teelten, positie van de teler in de keten);

b)      De uitvoering van EU-regelingen niet behoort tot de taken van productschappen;

c)       De productschappen democratischer functioneren dan in het verleden en dat ook niet-georganiseerden meebeslissen (wie betaalt bepaalt);

d)      De Schilthuis-constructie (korting voor leden van organisaties) niet meer van toepassing is;

e)      De productschappen voortdurend hun legitimiteit moeten verdienen (periodieke draagvlakbepaling).

Nederlandse Akkerbouw Vakbond

Teun de Jong (voorzitter)

NAV, 15 november 2013