De voorstellen voor het 5e actieprogramma Nitraatrichtlijn naderen het eindstadium. Voor 1 januari 2014 moet het nieuwe actieprogramma ingaan. De NAV lobbyt voor een beter mestbeleid. Onlangs sprak een NAV-delegatie op ambtelijk niveau op het ministerie van EZ over het mestbeleid.

Mede naar aanleiding van de brief die staatssecretaris Dijksma in mei naar de Tweede Kamer heeft verzonden over de inzet van het kabinet bij het indienen van voorstellen voor het 5e actieprogramma in Brussel, heeft de NAV een viertal onderwerpen aan de orde gesteld: verruiming van de gebruiksnormen, aanpassen uitrijregels, bodemvruchtbaarheid en de stuifproblematiek.

Verruimen gebruiksnormen
Zowel het kabinet als de NAV vinden dat de gebruiksnormen op akkerbouwbedrijven verruimd zouden kunnen worden als de milieudoelen gehaald zijn en de gewasonttrekking door bijvoorbeeld stijgende opbrengsten dit wenselijk maakt. De gebruiksnormen voor zomertarwe op de klei en de zomergerst op zowel klei als zand zouden nu al aangepast kunnen worden. EZ zei toe de onderzoeken die hier in het verleden al over zijn geweest onder de aandacht te brengen van de verantwoordelijke beleidsmakers en politici.
Het model dat men in de veehouderij wil hanteren om gebruiksnormen te verruimen met het kringloopmodel zou volgens de NAV ook in de akkerbouw kunnen worden toegepast. Voor consumptieaardappelen en suikerbieten mag al een flexibele norm worden toegepast als de opbrengsten boven een bepaald niveau komen. Dit model spreekt de NAV meer aan dan het idee vanuit LTO en de staatssecretaris om ruimere normen op de klei te geven in ruil voor het gebruik van meer bewerkte mest. De NAV is hier tegen omdat het niet wetenschappelijk is aangetoond dat bewerkte mest tot minder emissie leidt dan onbewerkte mest. Het onderzoek over een reeks van jaren in Vredepeel van PPO laat zien dat bewerkte mest niet leidde tot minder uitstoot van mineralen naar het grondwater, maar wel de bodemvruchtbaarheid benadeelde. Het leidde uiteindelijk tot een opbrengstverlaging van 13 %, omdat er minder koolstof werd aangevoerd. Dit is ook precies het bezwaar dat de NAV heeft aangevoerd. De NAV meent dat het gebruik van koolstofrijke meststoffen(meststoffen met hoog organisch stofgehalte) juist gestimuleerd moet worden. Als dat zonder extra emissie kan, dan heeft dat de voorkeur boven dure bewerkte mest.
De NAV kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat naast stimulering van de verwerkingsplicht van mest in de veehouderij ook het opschroeven van de afnamemogelijkheid een duidelijk veehouderijbelang dient en geen akkerbouwbelang.

Aanpassen uitrijregels
De NAV pleit voor gelijke uitrijregels in de akkerbouw als in de veehouderij. Het stimuleren van zoveel mogelijk voorjaarstoediening zorgt voor optimaal gebruik van dierlijke mest. Daarom dienen ook vaste dierlijke meststoffen, daar waar mogelijk, in het voorjaar toegediend te worden. Het uitrijden van vaste kippenmest in het voorjaar in tarwe is zo’n voorbeeld, waarbij de veehouderij geen inwerkplicht heeft en de akkerbouw wel. Dat is de reden, waarom dit alleen in het najaar kan worden toegediend met een inwerkplicht, hetgeen emissietechnisch nadeliger is dan in het voorjaar. Ook het gebruik van groenbemesters moet volgens de NAV worden gestimuleerd. Het onderzaaien van een groenbemester in tarwe zorgt er wel voor dat in het najaar geen vaste mest hierop kan worden toegediend omdat er een inwerkplicht geldt en in de veehouderij niet. Het uitrijden van dierlijke mest kan volgens de NAV ook alleen maar in het najaar met een groenbemester. Eventuele verscherping van de uitrijregels zou hier mogelijk zijn. EZ daagde ons uit met een wetenschappelijke onderbouwing te komen, die blijkbaar niet voor de veehouderij geldt.

Bodemvruchtbaarheid
De NAV uitte nogmaals haar zorg uit over de beschikbaarheid van voldoende organisch rijke meststoffen. De beschikbaarheid van compost neemt eerder af dan toe en ook een verwerkingsplicht van dierlijke mest zal er toe leiden dat het organische fosfaatrijke deel naar het buitenland gaat en de koolstofarme delen ter beschikking staan van de akkerbouw. Alle studies en studiegroepen op dit terrein benadrukken de noodzaak van het verhogen van de organische stof in de grond. De voorstellen van mevrouw Dijksma lijken hier haaks op te staan, ingegeven door veehouderijbelangen. Ook één op één contracten met veehouders zou de kwaliteit van mest meer op de akkerbouw kunnen afstemmen en de veehouderij een meer grondgebonden karakter kunnen geven. De ambtenaren van EZ wezen op het feit dat dit eerst ook als optie genoemd was, maar is afgeschoten door de veehouderij, daarbij opgemerkt dat de NMV een duidelijk ander standpunt had.

Stuiven voorkomen
De NAV heeft EZ gewezen op het feit dat de stuifproblematiek op de zandgronden een fundamentelere aanpak vergt. Het ad hoc beleid van de overheid in de afgelopen jaren werkt averechts en leidt tot veel schade. De NAV vindt dat alle akkerbouwers in dergelijke gebieden verplicht zijn om preventief anti-stuifmaatregelen (bijvoorbeeld het zaaien van gerst) te nemen in ruil voor een soepeler beleid bij het verlenen van een ontheffing van het bovengronds uitrijden van runderdrijfmest op stuifgevoelige gewassen en percelen. Duospray met water heeft niet het gewenste effect van de benodigde korstvorming. Ontheffing voor het bovengronds uitrijden van runderdrijfmest als middel ter voorkoming van stuifschade levert minder milieunadelen op dan het achteraf te laat verlenen van een ontheffing. De NAV is uitgenodigd om nog dit jaar met het ministerie hierover nader in gesprek te gaan.

NAV, 7 september 2013