Europees Landbouwcommissaris Ciolos heeft zijn spoorboekje tot 2020 gepresenteerd. De race is echter nog niet gelopen. In vrijwel alle EU-landen zijn weerstanden. Veel voorgestelde maatregelen zijn omstreden. En het Europees Parlement legt zich ook zo maar niet neer bij de plannen voor de toekomst. Het GLB is in beweging. De komende twee jaar zal er nog veel beweging nodig zijn om tot een deal in Europa te komen.

Vanaf het begin van de Europese Unie, toen de Europese Economische Gemeenschap(EEG) genoemd, was het gemeenschappelijk landbouwbeleid een van de pijlers waarop de samenwerking tussen de Europese landen gebouwd was. Het is dan ook logisch dat een groot deel van het gezamenlijke Europese budget voor landbouw werd ingezet. De meeste andere beleidsterreinen verliepen via de nationale begrotingen. In cijfers uitgedrukt maakt het landbouwbeleid 40% uit van de EU-begroting. Omgerekend naar Nederlandse verhoudingen is dat slechts 0,5% van de Nederlandse staatsbegroting.

Vraag en aanbod
De doelstelling in het naoorlogse Europa was niet alleen om binnen Europa ook boeren en tuinders kans op een ‘paritair’ (vergelijkbaar met werkers in de industrie) inkomen te verschaffen, maar bovenal om in ieder geval in Europa voor voedselzekerheid te zorgen. In de recente geschiedenis hebben we kunnen zien dat Europa in de jaren zeventig in eerste instantie onvoldoende heeft bijgestuurd om overschotten van interventieproducten te voorkomen. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is middels quoteringen (melk en suiker) en prijsverlagingen (granen), gevolgd door compensatiebedragen (McSharry) getracht om vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen. De huidige stand van zaken is dat er naast een bedrijfstoeslag op grond van historische teelten nog sprake is van een EU-importtarief voor graan en suiker van buiten de EU, dat de suikerproductie nog gequoteerd is en dat de exportsubsidies zijn opgeheven. Deze verschraling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft z’n uitwerking niet gemist.

Prijsschommelingen
Door de jarenlange lage prijzen op de wereldmarkt, maar ook binnen Europa, zijn de investeringen in landbouwproductie gedaald. Daarmee is op veel plekken in de wereld de opbrengst van gewassen gedaald. Tegelijkertijd is er als gevolg van de wereldwijde bevolkingstoename en in mindere mate de toename van de vraag (als gevolg van dure olie) naar biobrandstoffen, juist meer product nodig. Het gevolg is dat de wereldvoorraden van granen en suiker ontzettend laag zijn. Het kwetsbare marktevenwicht leidt tot sterke prijsfluctuaties: een lage graanprijs in 2004, een hoge in 2006, de bodem in 2008 en een topprijs in 2010. Zie de grafiek op deze pagina.

Toeslagen omlaag
In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dat door de Europese Commissie wordt voorbereid, ligt de nadruk op vaste toeslagen per hectare. De reden hiervan is dat deze vorm van steun is goedgekeurd door de WTO. Interventie en dus de georganiseerde voorraadvorming is bijna geheel afgeschaft. Het budget voor de Europese toeslagen is gefixeerd op het huidige niveau, terwijl er verevening over alle EU-landen plaatsvindt waardoor in West-Europa de bedragen naar beneden gaan. Voorts worden er strengere eisen voor steunbedragen geformuleerd, zoals de vergroeningseisen om te spreken in termen van de Eurocommissaris ‘de legitimatie voor steunbedragen aan boeren in stand te houden’.

Voedselzekerheid in gevaar
Het vrijwel ontbreken van marktmanagement (aanbod in balans met de vraag) en het verlagen van de bedrijfstoeslagen ter compensatie van te lage prijzen, gaat voorbij aan de hoge eisen aan landbouwproductie die in de EU worden gesteld vanwege voedselveiligheid, ecologie, duurzaamheid en het sociale minimum leefniveau. Deze eisen werken kostprijsverhogend ten opzichte van Zuid-Amerikaanse en Oost-Europese landen die naar de EU kunnen exporteren. De oude doelstelling van voedselzekerheid voor de EU-burger is feitelijk losgelaten. Men vertrouwt erop dat ook bij voedselschaarste en hoge voedselprijzen Europese burgers nog over voldoende voedsel zullen kunnen beschikken. Voor boeren houdt de verdere afbouw van marktstabilisatoren een hoger bedrijfsrisico in.

Door het beschreven kwetsbare marktevenwicht ontstaat een sterke volatiliteit (=wisselende prijzen) op de graanmarkt die daardoor in een soort van ‘varkenscyclus’ verandert. En door het spileffect krijgt deze beweging ook uitwerking naar gewassen als consumptieaardappelen en andere vrije gewassen.

Zekerheden inbouwen
De NAV gaat voor een bodem in de markt van 16-18 eurocent per kg graan, beperkte voorraadvorming, het handhaven van invoerheffingen, stimulering van Europees eiwit van Europese akkers en het flexibel bijmengen van graan in biobrandstof. Zie hier de ingrediënten voor een beter EU-landbouwbeleid zonder bedrijfstoeslagen. Met deze zekerheden kunnen boeren in productie blijven investeren en daarmee de basisvoedselvoorziening waarborgen.

 

 

 

NAV, 4 februari 2012